In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die door de Inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De naheffingsaanslag betrof een bedrag van € 1.187, met daarbij belastingrente en een verzuimboete. De Rechtbank had de verzuimboete vernietigd, maar de naheffingsaanslag en de belastingrente gehandhaafd. Belanghebbende stelde dat de kosten om de auto’s te tonen in Soesterberg disproportioneel waren en dat er sprake was van meer dan normale gebruiksschade aan de voertuigen. Het Hof oordeelde dat de kosten om de auto’s te tonen inderdaad disproportioneel waren, maar dat de bewijslast voor de schade bij belanghebbende lag. Het Hof stelde de waardevermindering van de auto’s vast en concludeerde dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd tot € 748. De boete werd vernietigd omdat belanghebbende mocht afgaan op het taxatierapport van haar deskundige. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.