Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
- verklaart het beroep tegen de vergrijpboete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 gegrond;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor wat betreft de opgelegde vergrijpboetes;
- vernietigt de beschikkingen op het verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 voor wat betreft de opgelegde vergrijpboetes;
- vermindert de vergrijpboete opgelegd bij de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 tot € 7.396
- vermindert de vergrijpboete opgelegd bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 tot € 3.610;
- vermindert de vergrijpboete opgelegd bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2016 tot € 1.113;
- vermindert de vergrijpboete opgelegd bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 tot € 493;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraken op bezwaar en beschikkingen op het verzoek van belanghebbende om ambtshalve vermindering;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbende.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;