Ook naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd en ingebracht niet overtuigend aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist is, ook niet in samenhang met hetgeen hij in hoger beroep aanvullend heeft aangevoerd en overgelegd:
(i) De omstandigheid dat hij zijn uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet behouden heeft ondanks de door belanghebbende gestelde strenge controles - die specifiek op de Roma-inwoners (tot welke groep belanghebbende behoort) betrekking hadden - van de op de bijstand toezichthoudende instanties in de gemeente waar hij woont, levert niet het van hem verlangde bewijs op. De inspecteur heeft ten aanzien van het heffen van de belasting een zelfstandige taak en de belastingrechter stelt zelfstandig de feiten vast en is vrij in de (keuze en) waardering van de bewijsmiddelen. Het oordeel van de op de bijstand toezichthoudende gemeentelijke instanties bindt noch de inspecteur, noch de belastingrechter.
(ii) Met de overgelegde verklaringen van de vader van zijn ex-echtgenote heeft belanghebbende ook niet het verlangde bewijs geleverd. Het Hof wijst er in dat verband op dat de verklaringen niet consistent zijn (in de verklaring van 25 januari 2011 wordt als maandelijkse gestelde donatie van de vader aan zijn dochter € 750 genoemd en in de bij het Hof ingebrachte verklaring van 27 september 2012 wordt een bedrag van € 700 genoemd). Om die reden acht het de verklaringen niet geloofwaardig.
Bovendien blijkt er niet uit in welk jaar de maandelijkse bijdragen zijn gedaan.
Voorts zou, indien veronderstellenderwijs ervan zou worden uitgegaan dat de ex-echtgenote de gestelde maandelijkse bijdragen van haar vader in 2009 zou hebben ontvangen, dit niet meebrengen dat daarmee overtuigend is aangetoond dat de aan belanghebbende opgelegde aanslag onjuist is. De ex-echtgenote behoorde immers niet tot zijn huishouden en er volgt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, derhalve niet uit dat met die betalingen het door de inspecteur gestelde inkomenstekort van belanghebbende geheel of gedeeltelijk zou zijn opgeheven.
(iii) Ook belanghebbendes overige verklaringen (onder meer dat de ex-echtgenote bijdraagt in het levensonderhoud van belanghebbendes kinderen - onder andere door kleding en schoeisel voor hen te betalen - en dat familieleden van belanghebbende bepaalde uitgaven voor hun rekening hebben genomen) acht het Hof, zo deze verklaringen al juist zouden zijn, in ieder geval van onvoldoende gewicht om het van hem verlangde zware bewijs te leveren.
(iv) Omdat de verblijfsvergunning van de vader van belanghebbendes ex-echtgenote op zichzelf beschouwd volstrekt irrelevant is voor de vraag of belanghebbende in 2009 naast zijn bijstandsinkomen enig overig inkomen heeft genoten, heeft belanghebbende ook hiermee niet het verlangde bewijs geleverd.
Ook in onderling verband en samenhang beschouwd leveren de punten i), ii), iii) en iv) niet het van belanghebbende verlangde bewijs op dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.