ECLI:NL:RBZWB:2022:3440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2266
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing studiefinanciering op basis van nationaliteitseis en migrerend werknemerschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022, betreft het een geschil tussen een Italiaanse studente en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de afwijzing van haar aanvragen voor studiefinanciering. De studente had in oktober 2020 en december 2020 aanvragen ingediend voor studiefinanciering voor de periodes van september tot en met december 2020 en januari tot en met december 2021. DUO wees deze aanvragen af op basis van de nationaliteitseis, omdat de studente niet voldeed aan de voorwaarden voor migrerend werknemerschap. De rechtbank oordeelde dat DUO de aanvragen terecht had afgewezen, omdat de studente niet had aangetoond dat zij in de relevante periodes voldoende had gewerkt of een werkloosheidsuitkering had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de studente in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2021 geen recht had op studiefinanciering, omdat zij niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van DUO, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft. Tevens werd DUO veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de studente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats [plaatsnaam]
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2266 WSFBSF

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. P.S. Folsche,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 oktober 2020 (primair besluit I) heeft DUO de aanvraag van eiseres voor studiefinanciering voor de periode januari tot en met december 2021 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de nationaliteitseis.
In het besluit van 16 december 2020 (primair besluit II) heeft DUO de aanvraag voor studiefinanciering voor de periode september tot en met december 2020 eveneens afgewezen, omdat eiseres niet aan de nationaliteitseis voldoet.
In het besluit van 14 april 2021 (bestreden besluit) heeft DUO de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 13 mei 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres, bijgestaan door gemachtigde mr. G. Gabrelian, en mr. B.C. Rots namens DUO.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Italië. Op 29 juli 2020 heeft eiseres een aanvraag om studiefinanciering ingediend bij DUO, omdat zij met ingang van 1 september 2020 in Nederland de studie International Business Taxation wilde gaan volgen aan de Tilburg University.
Bij brief van 25 augustus 2020 heeft DUO aangegeven dat, om in aanmerking te komen voor studiefinanciering, eiseres, haar niet-Nederlandse partner of haar niet-Nederlandse ouder(s) minimaal 56 uur per maand in Nederland moeten werken. Eiseres is om aanvullende informatie gevraagd om de aanvraag te kunnen behandelen.
Bij de primaire besluiten is de aanvraag van eiseres om studiefinanciering voor de perioden september 2020 tot en met december 2020 en januari 2021 tot en met december 2021 afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de nationaliteitseis.
In het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
2. Eiseres stelt dat zij recht heeft op studiefinanciering, omdat zij een migrerend werknemer is. Daartoe wijst zij op haar werkzaamheden in het kalenderjaar 2020 bij [naam bv] BV (locatie [naam locatie] ). In de perioden dat zij geen werk had, heeft zij steeds getracht werk te vinden en heeft zij zich als werkzoekende ingeschreven bij het UWV. Dit brengt volgens eiseres mee dat zij voor ten minste zes maanden haar status als werknemer heeft behouden. Daarnaast beroept eiseres zich op het beleid van de minister ten aanzien van het recht op studiefinanciering in de coronaperiode. Volgens eiseres voldoet zij aan de voorwaarden voor toepassing van dit beleid. Tevens stelt eiseres dat DUO heeft nagelaten het recht van eiseres op studiefinanciering zorgvuldig te onderzoeken en deugdelijk te motiveren. Ook indien eiseres niet aangemerkt zou kunnen worden als migrerend werknemer, maar een economisch niet-actieve burger van de Europese Unie zou zijn, kan zij naast het collegegeldkrediet aanspraak maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs, zo stelt eiseres.
Geschil
3. In geschil is of DUO op goede gronden de aanvraag van eiseres om per 1 september 2020 in aanmerking te komen voor studiefinanciering (aanvullende beurs en lening) voor de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2021 heeft afgewezen.
Wettelijk kader
4. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

5. Beoordeling door de rechtbank

Motivering van het bestreden besluit
5.1
Eiseres heeft in haar bezwaarschrift gewezen op het vrij verkeer van werknemers en dat bij het beoordelen van de status van een persoon als werknemer een op die persoon toegesneden beoordeling van de door hem of haar verrichte arbeid is vereist. Eiseres heeft aangevoerd dat zij migrerend werknemer is, dan wel dat zij deze status heeft behouden nadat zij onvrijwillig werkloos is geworden en zich heeft ingeschreven als werkzoekende in de periode waarover zij studiefinanciering heeft aangevraagd.
5.2
De rechtbank stelt vast dat DUO in het bestreden besluit van 14 april 2021 heeft aangegeven dat de aanvraag is afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in de periode van september 2020 tot en met december 2021 voldoende uren (heeft) (ge)werkt of voldoende inkomen heeft (gehad), en evenmin dat zij een werkloosheidsuitkering heeft. De meegezonden documenten zien volgens DUO niet op de relevante periode. Als eiseres (alsnog) aan de voorwaarden voldoet, kan zij een nieuwe aanvraag indienen.
In het bestreden besluit heeft DUO echter nagelaten om specifiek te reageren op de door eiseres aangedragen gronden van bezwaar inzake het (ook) na 1 september 2020 zijn van migrerend werknemer en het behoud van deze status na onvrijwillig werkloos worden in de voor studiefinanciering relevante periode.
De rechtbank is van oordeel dat in de besluitvorming van DUO de weging van de individuele omstandigheden van eiseres op onvoldoende wijze tot uitdrukking is gebracht en de uitgangspunten in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie HvJ over het begrip (migrerend) werknemer onvoldoende zijn vertaald naar de concrete zaak van eiseres. Aan het bestreden besluit kleven derhalve een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal moeten worden vernietigd.
5.3
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Inhoudelijke beoordeling
6.1
Vooropgesteld wordt dat een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, voor studiefinanciering in aanmerking kan komen. [1] Een studerende uit één van de lidstaten van de Europese Unie (EU) of een daarmee gelijkgestelde staat kan aanspraak maken op volledige studiefinanciering als sprake is van een duurzaam verblijfsrecht (vijf jaar legaal in Nederland verblijven) [2] of van voldoende economische activiteit (migrerend werknemer zijn) [3] . Met andere woorden, als een EU-burger voldoet aan een van de voorwaarden (vijf jaar verblijf in Nederland óf migrerend werknemer zijn) dan kan hij net als Nederlandse studenten in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering. In dit geval stelt eiseres dat zij recht heeft op volledige studiefinanciering omdat zij migrerend werknemer is.
6.2
DUO heeft ter uitvoering van artikel 2.2 van de Wsf 2000 de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (de Beleidsregel) vastgesteld. Daarin is uiteengezet dat een studerende zonder meer de status van migrerend werknemer heeft als hij over een controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, waarbij tot een hoogte van één maand rekening wordt gehouden met vakanties en eventuele ziekte. Deze rechtbank heeft in eerdere uitspraken van de meervoudige kamer geoordeeld dat deze 56-uursnorm niet in strijd is met het EU-recht en het toepassen van dit criterium voor een migrerend werknemer bij het toekennen van studiefinanciering de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaat. [4] De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om anders te oordelen. DUO mag dan ook als uitgangspunt hanteren dat eiseres 56 uur of meer gemiddeld per maand moet werken om als migrerend werknemer aangemerkt te worden.
6.3
Volgens vaste rechtspraak van het HvJ heeft het begrip ‘werknemer’ een Europeesrechtelijke reikwijdte en mag het niet beperkt worden uitgelegd. Werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU en artikel 7 van de Richtlijn is eenieder die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het HvJ volgt ook dat de feitelijke beoordeling of een betrokkene de status van werknemer heeft en/of behoudt, door de nationale rechter moet worden verricht. [5] Dit betekent dat de rechtbank in dit geschil zelf moet vaststellen of eiseres in de te beoordelen periode werknemer is (geweest) als bedoeld in het VWEU en de Richtlijn. [6]
Periode september - december 2020
7.1
In de Beleidsregel is vermeld dat DUO, alvorens tot toekenning van studiefinanciering over te gaan, nagaat of de student als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Migrerende werknemers dienen daartoe bij de aanvraag van studiefinanciering een passend arbeidscontract te overleggen.
7.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 29 juli 2020 een aanvraag om studiefinanciering heeft ingediend. Ten tijde van de aanvraag beschikte eiseres over een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, en wel tot en met 31 augustus 2020. De aanvraag van eiseres ziet op een opleiding per 1 september 2020. Op dat moment was de voornoemde arbeidsovereenkomst van rechtswege beëindigd. Eiseres heeft, ook na een verzoek daarom van DUO, geen arbeidsovereenkomst overgelegd die ziet op reële en daadwerkelijke arbeid in Nederland op en na 1 september 2020. Zij kan daarom op en na 1 september 2020 niet op grond van de Beleidsregel als migrerend werknemer worden aangemerkt. [7]
7.3
Vervolgens voert eiseres aan dat niet strikt per maand moet worden bezien of aan de uren-eis moet worden voldaan, maar dat gekeken moet worden naar het totaal aantal uren dat in een jaar is gewerkt. Zij heeft 468 uren gewerkt in 2020, wat verdeeld over 11 maanden
(1 maand voor ziekte en vakantie) neerkomt op 42,5 uur gemiddeld per maand. Hiermee is volgens eiseres sprake van reële en daadwerkelijke arbeid. Dat niet aan de urennorm wordt voldaan, doet hier volgens eiseres niet aan af. Op grond van haar gewerkte uren dient zij als migrerend werknemer te worden aangemerkt.
7.4
De rechtbank kan eiseres volgen in haar stelling dat de situatie niet strikt per maand bezien moet worden. In de Beleidsregel wordt gesproken over ‘het te controleren studiefinancieringstijdvak’ en artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat een ‘studiefinancieringstijdvak’ een kalenderjaar of een gedeelte daarvan is. Hieruit volgt dat geen rekening kan worden gehouden met het aantal gewerkte uren in een ander tijdvak dan het relevante studiefinancieringstijdvak. In dit geval is het relevante studiefinancieringstijdvak van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 en kan dus geen rekening worden gehouden met de gewerkte uren in de maanden januari tot en met augustus 2020. Niet in geschil is dat eiseres in het relevante tijdvak in het geheel niet heeft gewerkt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiseres in de maanden september tot en met december 2020 ook om deze reden niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer. [8]
7.5
Eiseres stelt vervolgens dat zij haar status als migrerend werknemer heeft behouden gedurende zes maanden (van september 2020 tot ten minste februari 2021), omdat zij zich in april 2020 als werkzoekende heeft ingeschreven bij het UWV en na een periode van werkzaam zijn opnieuw in december 2020.
7.6
De rechtbank overweegt dat voor het behoud van de hoedanigheid van werknemer op grond van artikel 7, derde lid, aanhef en onder c, van de Richtlijn vereist is dat eiseres zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening heeft ingeschreven. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat zij zich op 23 april 2020 heeft gemeld bij het UWV en een aantal voorbereidende taken (zoals invullen cv en werkmap) heeft gedaan, en dat zij zich op 3 december 2020 als werkzoekende heeft ingeschreven. Hiervoor is echter al vastgesteld dat eiseres op of na 1 september 2020 niet als migrerend medewerker kan worden aangemerkt. Met DUO is de rechtbank van oordeel dat eiseres zich, voor het behoud van haar status van werknemer, direct op 1 september 2020 of zo spoedig mogelijk daarna bij het UWV als werkzoekende had moeten inschrijven. [9] Nu zij dit eerst op 3 december 2020 en daarmee twee maanden na het eindigen van het migrerend werknemerschap heeft gedaan, kan geen sprake meer zijn van het behoud van werknemerschap. De wet en regelgeving en de Beleidsregel bieden geen grondslag voor een behoud van werknemerschap met terugwerkende kracht.
7.7
DUO kan voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit is de hardheidsclausule. [10] Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB [11] biedt de hardheidsclausule DUO echter niet de mogelijkheid om een uitzondering te maken op een in de Wsf 2000 opgenomen wettelijke bepaling, indien de onverkorte toepassing van die wettelijke bepaling in het concrete geval in overeenstemming is te achten met de bedoeling van de wetgever en de strekking van de wet.
7.8
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseres, dat geen rekening is gehouden met haar individuele omstandigheden, haar niet kan baten. Daartoe overweegt de rechtbank dat het niet voldoen aan de urennorm blijkens de Beleidsregel verband houdt met de situatie dat er een arbeidsverhouding is. In de Beleidsregel wordt wel rekening gehouden met aspecten als vakantie en ziekte, maar ook dat ziet op de situatie dat de studerende al een arbeidsverhouding heeft. Nu eiseres in dit geval op en na 1 september 2020 niet (meer) beschikte over een arbeidsverhouding, kan zij evenmin een beroep doen op de hardheidsregel.
7.9
Uit het voorgaande volgt dat eiseres in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020 geen migrerend werknemer was en deze status ook niet heeft behouden. DUO heeft op goede gronden vastgesteld dat eiseres in deze periode geen recht had op studiefinanciering.
Periode januari - december 2021
8.1
Niet in geschil is dat eiseres in 2021 niet beschikte over een arbeidsovereenkomst noch over reële en daadwerkelijke arbeid. Hiervoor is al vastgesteld dat zij eind 2020 ook haar status van migrerend werknemer niet heeft behouden.
Eiseres beroept zich op het beleid van DUO ten aanzien van het recht op studiefinanciering in de coronaperiode. Volgens eiseres voldoet zij aan dit beleid, omdat zij in 2020 reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht, haar werkzaamheden zijn beëindigd vanwege de coronapandemie en de lockdown en zij hierdoor ook geen ander werk heeft kunnen vinden.
8.2
DUO heeft aangevoerd dat in het beleid ten aanzien van COVID-19 de volgende voorwaarde is neergelegd: de student moet in 2020 minimaal één maand ten minste 56 uren hebben gewerkt en in die maand aanspraak hebben gemaakt op studiefinanciering. Daarnaast moet worden aangetoond dat niet kon worden gewerkt vanwege corona.
8.3
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat eiseres weliswaar in 2020 heeft gewerkt, maar niet in het studiefinancieringstijdvak van september tot en met december 2020. In dat tijdvak heeft zij ook geen recht op studiefinanciering. Daarnaast heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege de coronaperiode niet heeft kunnen werken. Met DUO is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aan de voorwaarden voor het beleid in de coronaperiode voldoet. DUO heeft op goede gronden vastgesteld dat eiseres in de periode januari tot en met december 2021 geen recht had op studiefinanciering.
Economisch niet-actieve student
9.1
Eiseres voert aan dat, ook als zij niet aangemerkt zou kunnen worden als migrerend werknemer, zij als een economisch niet-actieve burger van de Europese Unie - naast het collegegeldkrediet - aanspraak kan maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. Zij geniet namelijk bescherming van artikel 18 van het VWEU en wijst in dit kader op het arrest Raulin van het HvJ (C-357/89, ECLI:EU:C:1992:87).
9.2
Onder verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019, ECLI:NL:2019:3700 en eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank [12] , overweegt de rechtbank dat de wetgever in de Wsf 2000 onderscheid heeft gemaakt tussen de kosten voor toegang tot het onderwijs (het collegegeldkrediet) en de kosten voor levensonderhoud. Dit laatste is een algemeen normbedrag bedoeld voor dekking van de overige kosten die een student heeft. Dit normbedrag wordt toegekend in de vorm van een studiebeurs of -lening, en valt daarmee onder de in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn neergelegde afwijking van het beginsel van gelijke behandeling van artikel 18 van het VWEU. Ook de reisvoorziening valt onder het begrip steun voor levensonderhoud. Dergelijke steun aan studenten mag worden gekoppeld aan het bestaan van een zekere mate van integratie in de samenleving door het stellen van een verblijfsvoorwaarde van vijf jaar. Nu gesteld noch gebleken is dat eiseres in dit geval voldoet aan deze verblijfsvoorwaarde kan zij ook geen aanspraak maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs.
Conclusie
10.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten, omdat de rechtbank evenals DUO tot de conclusie komt dat eiseres niet is aan te merken als migrerend werknemer in de zin van de Beleidsregel noch dat zij deze status heeft behouden. Zij heeft dus geen recht op studiefinanciering over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2021. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
10.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt DUO in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00, (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt DUO in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, en mr. C.E.M. Marsé en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage - wettelijk kader

Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Op grond van artikel 18 van het VWEU is binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd bijzondere bepalingen, daarin gelijkgesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van het VWEU is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Op grond van het tweede lid van dit artikel houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Richtlijn 2004/38/EG
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden heeft iedere burger van de Unie het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is.
Op grond van het derde lid van dit artikel geldt dat voor de toepassing van lid 1, onder a, een burger van de Unie die niet langer werknemer of zelfstandige is, in de volgende gevallen zijn status van werknemer of zelfstandige behoudt:
(…)
b. hij bevindt zich, na ten minste één jaar te hebben gewerkt, in naar behoren vastgestelde onvrijwillige werkloosheid en heeft zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening ingeschreven;
c. hij bevindt zich in een toestand van naar behoren vastgestelde onvrijwillige werkloosheid na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor minder dan één jaar of hij is in de eerste twaalf maanden onvrijwillig werkloos geworden en heeft zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening ingeschreven. In dit geval blijft de status van werknemer ten minste zes maanden behouden;
d. hij start met een beroepsopleiding. Behalve in geval van onvrijwillige werkloosheid is voor het behoud van de status van werknemer in dit geval een verband vereist tussen de voorafgaande beroepsactiviteit en deze opleiding.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Richtlijn geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het gastland, in afwijking van het eerste lid, niet verplicht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandige of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Op grond van artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder studiefinancieringstijdvak: kalenderjaar of een gedeelte daarvan waarop de toekenning van studiefinanciering betrekking heeft, met dien verstande dat deze periode ten minste 1 kalendermaand is.
Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Op grond van artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan onze Minister voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap
Ter uitvoering van artikel 2.2, aanhef en onder b van de Wsf 2000 heeft DUO de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld.
In de Beleidsregel wordt uiteengezet dat studerenden afkomstig uit één van de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking kunnen komen voor volledige studiefinanciering indien zij aangemerkt worden als migrerend werknemer. Alvorens tot toekenning van studiefinanciering over te gaan, gaat DUO na of de student als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Migrerende werknemers dienen daartoe bij de aanvraag van studiefinanciering een passend arbeidscontract te overleggen. Op grond van de Beleidsregel laat de minister na de toekenning van de studiefinanciering controleren of de studerende blijft voldoen aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Hiertoe controleert DUO per studiefinancieringstijdvak en schrijft DUO de studerenden aan met het verzoek door te geven hoeveel uren zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt. Op grond van de Beleidsregel heeft iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer en daarmee terecht studiefinanciering ontvangen over het gecontroleerde studiefinancierings- tijdvak.
Indien de student niet voldoet aan bovengenoemd criterium kan DUO nader onderzoek doen naar de individuele omstandigheden van het geval. Bij deze controle moeten de objectieve criteria en alle omstandigheden die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding in hun geheel beoordeeld worden. Hierbij kan een veelheid van factoren van belang zijn, zoals de aard van het afgesloten arbeidscontract, het aantal gegarandeerde werkuren per maand en de hoogte van het loon. Het is dan ook niet mogelijk gespecificeerd aan te geven in welke gevallen al dan niet sprake is van migrerend werknemerschap. De specifieke omstandigheden van het geval maken een individuele beoordeling door DUO dus nodig.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
2.Artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (de Richtlijn).
3.Artikel 45 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (VWEU) en de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap.
4.De uitspraken van 21 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2190 en ECLI:NL:RBZWB:2022:2241.
5.Zie de arresten van het HvJ van 4 juni 2009, Vatsouras, C-22/08, ECLI:EU:C:2009:344, r.o. 23, en van 4 februari 2010, Genc, C-14/09, ECLI:EU:C:2010:57, r.o. 29 e.v.
6.Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1737.
7.CRvB van 18 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2106.
8.Zie CRvB, 21 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT8968 en 24 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV6849.
9.Zie ook het arrest Tarola van het HvJ van 11 april 2019 (C-483/17, ECLI:EU:C:2019:309).
10.Artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000.
11.Bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH0993.
12.De uitspraak van 23 september 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4799, en van 21 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2190.