ECLI:NL:RBZWB:2022:2190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van studiefinanciering voor migrerende werknemers en de nationale regelgeving

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2022, werd het beroep van eiser, een Griekse student aan de Tilburg University, behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) die hem geen aanvullende beurs of lening toekenden voor de maanden juni en augustus 2019, omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldeed. Eiser stelde dat hij als migrerend werknemer moest worden aangemerkt, omdat hij in Nederland had gewerkt en recht had op studiefinanciering. De rechtbank oordeelde dat DUO onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet als migrerend werknemer werd aangemerkt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van DUO, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser niet voldeed aan de urennorm van 56 uur per maand. De rechtbank concludeerde dat eiser in de maanden juni en augustus 2019 niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt en dus geen recht had op studiefinanciering. De rechtbank veroordeelde DUO tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/522 WSFBSF

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. G. Gabrelian,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2020 (primair besluit 1) heeft DUO aangegeven dat eiser voor de maand juni 2019 niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs of lening, omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
Bij besluit van eveneens 15 juli 2020 (primair besluit 2) heeft DUO aangegeven dat eiser voor de maand augustus 2019 niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs, lening of reisvoorziening omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
Bij besluit van 10 augustus 2020 (primair besluit 3) is aangegeven dat er een vordering van
€ 150,- is ontstaan wegens eiser vanwege het onrechtmatig gebruik maken van de ov-kaart in de periode augustus t/m september 2019.
Tegen deze besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is, gelijktijdig met de beroepszaken geregistreerd onder de nummers BRE 21/458 WSFBSF en BRE 21/445 WSFBSF besproken op de zitting van de rechtbank op 10 maart 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, [naam tolk] als tolk in de Engelse taal en drs. P.M.S. Slagter namens DUO.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Griekenland. Hij volgde in Nederland de studie Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Tilburg University. Op 24 juni 2019 is hem een aanvullende beurs en lening toegekend voor de maanden juni tot en met augustus 2019. Ook is hem een reisrecht toegekend voor de periode juni tot en met augustus 2019.
Bij brief van 4 juli 2020 heeft DUO aangegeven dat eiser in 2019 studiefinanciering heeft ontvangen en gecontroleerd zal worden of hij ten minste 56 uur per maand heeft gewerkt. Daartoe worden diverse bewijsstukken opgevraagd.
Bij primair besluit 1 heeft DUO aangegeven dat eiser voor de maand juni 2019 niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs of lening, omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
Bij primair besluit 2 heeft DUO aangegeven dat eiser voor de maand augustus 2019 niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs, lening of reisvoorziening omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
Tegen deze besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij primair besluit 3 is aangegeven dat er jegens eiser een vordering is ontstaan vanwege onrechtmatig gebruik maken van de ov-kaart in de periode augustus t/m september 2019. Ook tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de maanden juni 2019 en augustus 2019 migrerend werknemer was.
Standpunt eiser
2. Eiser stelt dat hij een migrerend werknemer is en voert aan dat het begrip ‘werknemer’ in het Unierecht een communautair begrip is. De invulling is niet afhankelijk van het nationaal recht. Een werknemer is volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) een persoon die reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Daarvan is sprake wanneer iemand tegen vergoeding werkzaamheden verricht onder toezicht en instructie van een ander.
Eiser wijst erop dat hij in het kalenderjaar 2019 werkzaam is geweest voor Start People Welzijn BV en Olympia Personeelsbeheer BV. Uit de arbeidsovereenkomsten volgt dat hij onder gezagsverhouding werkzaamheden heeft verricht tegen marktconform loon. De werkgever heeft premies afgedragen en eiser heeft WW-rechten opgebouwd. Er is volgens eiser dan ook sprake van reële en daadwerkelijke arbeid. Bovendien heeft eiser in 2019 een bruto-inkomen van meer dan € 2.200,- verdiend. Er is geen sprake van louter marginaal en bijkomstige werkzaamheden. Dat niet aan de urennorm wordt voldaan maakt dit niet anders. DUO heeft nagelaten de herziening van de studiefinanciering zorgvuldig te onderzoeken en deugdelijk te motiveren. DUO mocht niet volstaan met een oordeel uitsluitend gebaseerd op het aantal gewerkte uren.
Ook indien eiser niet aangemerkt zou kunnen worden als migrerend werknemer, maar een economisch niet-actieve burger van de Europese Unie zou zijn, maakt hij naast het collegegeldkrediet aanspraak op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. Hij geniet namelijk bescherming van artikel 18 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Eiser wijst in dit kader op het arrest Raulin van het HvJ (C-357/89, ECLI:EU:C:1992:87).
Wettelijk kader
3. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het beroep
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiser bezwaar heeft gemaakt tegen de drie primaire besluiten ten aanzien van de herziening van de toegekende studiefinanciering voor de maanden juni en augustus 2019 en de vordering vanwege het onrechtmatig gebruik van de ov-kaart in de periode augustus tot en met september 2019. In het bestreden besluit is op deze bezwaren beslist. De gronden van beroep zien op de herziening van de studiefinanciering over de maanden juni en augustus 2019 en niet op de ov-vordering. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser bevestigd dat er geen aparte beroepsgronden zijn gericht tegen de opgelegde ov-vordering, maar dat het wel zo is dat indien de intrekking wordt herzien, de beslissing omtrent de ov-vordering niet langer stand kan houden.
4.2
Gelet hierop zal de rechtbank zich beperken tot de beantwoording van de vraag of DUO op goede gronden heeft besloten tot herziening van de studiefinanciering over de maanden juni en augustus 2019.
Motivering in het bestreden besluit
5.1
Eiser heeft studiefinanciering in de vorm van een aanvullende beurs en een lening toegekend gekregen voor de periode juni tot en met augustus 2019. Op 4 juli 2020 is hem gevraagd informatie in te dienen zodat DUO kan controleren of hij aan de voorwaarden voldeed. Hij kreeg tot 25 juli 2020 de tijd om bewijsstukken in te zenden. In de primaire besluiten 1 en 2 heeft DUO aangegeven dat eiser voor de maanden juni en augustus 2019 géén studiefinanciering krijgt omdat hij niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Eiser heeft in zijn bezwaarschrift gewezen op het vrij verkeer van werknemers. Hij heeft erop gewezen dat het beoordelen van de status van een persoon als werknemer een op de persoon toegesneden beoordeling van de door hem of haar verrichte arbeid vereist. Eiser heeft aangegeven in 2019 betaalde werkzaamheden te hebben verricht voor Samsung via Olympia Personeelsbeheer BV. Verder is hij via Start People Welzijn BV als uitzendkracht ingezet bij de Beekse Bergen. Ter onderbouwing heeft hij diverse onderliggende stukken ingediend.
5.2
In het bestreden besluit heeft DUO aangegeven dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in de maanden juni en augustus 2019 migrerend werknemer was onder verwijzing naar algemene bepalingen uit de VWEU en de Richtlijn 2004/38/EG.
De rechtbank stelt vast dat DUO in het bestreden besluit heeft nagelaten om specifiek te reageren op de door eiser aangedragen gronden van bezwaar. Hierdoor heeft geen individuele beoordeling plaatsgevonden omtrent de vraag of eiser als ‘migrerend werknemer’ in aanmerking zou kunnen komen voor studiefinanciering. De rechtbank is van oordeel dat in de besluitvorming van DUO de weging van individuele omstandigheden op onvoldoende wijze tot uitdrukking komt, dat onvoldoende kenbaar acht is geslagen op de uitgangspunten die in de jurisprudentie van het HvJ zijn uitgekristalliseerd en die dienen ter invulling van het begrip (migrerend) werknemer en dat (daarmee) deze uitgangspunten onvoldoende zijn vertaald naar de concrete zaak van eiser. Aan het bestreden besluit kleven derhalve een zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal moeten worden vernietigd.
5.3
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Herziening van de studiefinanciering
6.1
Op grond van artikel 7.1 van de Wsf 2000 is DUO bevoegd een beschikking waarbij studiefinanciering is toegekend te herzien op grond van elke van de in het tweede lid opgesomde feiten. Bij gebruikmaking van die bevoegdheid kan met terugwerkende kracht de toekenning van studiefinanciering alsnog in overeenstemming met het recht worden gebracht. Dit impliceert dat de rechter bij toetsing van een besluit op bezwaar waarbij een belastend herzieningsbesluit is gehandhaafd in beginsel allereerst dient te beoordelen of en zo ja in hoeverre de beschikking die is herzien onjuist was en of bij het herzieningsbesluit de toekenning van studiefinanciering alsnog (meer) in overeenstemming is gebracht met het recht.
6.2
Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap
7.1
DUO heeft de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld.
In deze Beleidsregel wordt uiteengezet dat studerenden afkomstig uit één van de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking kunnen komen voor volledige studiefinanciering indien zij aangemerkt worden als migrerend werknemer. Op grond van de Beleidsregel laat de minister na de toekenning van de studiefinanciering controleren of de studerende blijft voldoen aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Hiertoe controleert DUO per studiefinancieringstijdvak en schrijft DUO de studerenden aan met het verzoek door te geven hoeveel uren zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt. Op grond van de Beleidsregel heeft iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer en daarmee terecht studiefinanciering ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak.
Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2973) blijkt dat de vertegenwoordiger van DUO ter zitting van de CRvB de beleidsregel desgevraagd aanvullend heeft toegelicht, in die zin dat de studiefinanciering voor EU-studerenden voor bepaalde tijd wordt toegekend, teneinde controle uit te kunnen oefenen op het werknemerschap. Bij EU-studerenden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt het studiefinancieringstijdvak gekoppeld aan de duur van de arbeidsovereenkomst en moet na afloop van die periode een aanvraag om verlenging van de studiefinanciering worden gedaan. De CRvB heeft in voormelde uitspraak het belang om in het geval van EU-studerenden periodiek te controleren of zij nog voldoen aan de vereisten van het migrerend werknemerschap, onderkend.
7.2
Naar het oordeel van de rechtbank is de 56-uursnorm zoals vormgegeven in de Beleidsregel niet in strijd met het EU-recht. In meerdere uitspraken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP1941) heeft de CRvB ten aanzien van dit beleid waarin (destijds) was vastgesteld dat iedere studerende die over de controleperiode 32 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt zonder meer de status van migrerend werknemer heeft, geoordeeld dat DUO in algemene zin geen onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip werknemer als bedoeld in het toen geldende artikel 39 van het Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap. De rechtbank ziet geen aanleiding om thans anders te oordelen over de, in de op 1 januari 2014 in werking getreden Beleidsregel, gegeven uitleg aan het begrip werknemer als bedoeld in het thans geldende artikel 45, eerste lid, van het VWEU. DUO heeft bij het bepalen van de 56 uur aansluiting gezocht bij de Vreemdelingencirculaire 2000. In deze circulaire is uitleg gegeven van het begrip “reële en daadwerkelijke arbeid” welke arbeid een werknemer moet verrichten om als migrerend werknemer te worden beschouwd. Het moet dan gaan om arbeid die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. Uitgangspunt bij de uitleg is dat het inkomen meer moet bedragen dan de helft van de bijstandsnorm die voor die persoon geldt. Aan de eis van reële en daadwerkelijke arbeid is in elk geval voldaan als ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd wordt gewerkt.
7.3
Naar het oordeel van de rechtbank gaat de in de Beleidsregel geformuleerde 56 uur de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. DUO heeft dan ook als uitgangspunt mogen hanteren dat eiser 56 uur of meer gemiddeld per maand moet werken om als migrerend werknemer aangemerkt te worden. Van ongeoorloofde discriminatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake (zie ook uitspraak van 2 juli 2021 van de rechtbank Limburg, ECLI:NL:RBLIM:2021:5310).
Uitleg begrip ‘werknemer’
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat de CRvB in zijn uitspraak van 29 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB: 2021:1737), heeft overwogen dat volgens lang gevestigde, en nu nog geldende, vaste rechtspraak van het HvJ het begrip ‘werknemer’ in artikel 45 VWEU een communautaire inhoud heeft en niet beperkt mag worden uitgelegd. ‘Werknemer’ in de zin van de VWEU en de Richtlijn is eenieder die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het HvJ volgt ook dat de feitelijke beoordeling of een betrokkene de status van werknemer heeft, door de nationale rechter moet worden verricht. De nationale rechter moet zich baseren op objectieve criteria en alle omstandigheden van de zaak die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding, in hun geheel beoordelen. Hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en hiervoor een beloning ontvangt. De geringe hoogte van de beloning, de herkomst van de middelen waaruit deze wordt betaald, de meer of minder grote productiviteit van betrokkene of het feit dat deze maar een klein aantal uren per week werkt, sluit niet uit dat iemand als werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU wordt aangemerkt (zie bijvoorbeeld het arrest van het HvJ van 23 maart 1982, Levin, ECLI:EU:C:1982:105, rechtsoverwegingen 16-17, het arrest van het HvJ van 26 februari 1992, Raulin, ECLI:EU:C:1992:87, en het arrest van het HvJ van 4 februari 2010, Genc, ECLI:EU:C:2010:57, rechtsoverwegingen 26-27).
Moet eiser worden aangemerkt als ‘migrerend werknemer’?
9.1
DUO heeft ter zitting toegelicht dat eiser in 2019 in totaal 192 uren heeft gewerkt. Hiermee heeft hij niet gemiddeld 56 uren per maand gewerkt en daarmee is hij onder de norm gebleven. Bovendien zit er geen regelmaat in de gewerkte uren. Ook heeft eiser hiermee niet 50% van de bijstandsnorm verdiend. Het gaat om uiterst marginale werkzaamheden die eiser heeft verricht. Volgens DUO kan eiser dan ook niet als migrerend werknemer worden aangemerkt.
9.2
De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat niet strikt per maand moet worden bezien of aan de uren-eis moet worden voldaan, maar dat gekeken moet worden naar het totaal aantal uren dat in een jaar is gewerkt. Eiser is als werknemer aan te merken. Het aantal gewerkte uren is hierbij niet doorslaggevend. Er moet naar alle omstandigheden van het geval worden gekeken. Zo is het van belang of de student is verzekerd voor sociale wetgeving, vakantiedagen heeft, pensioen opbouwt en dergelijke.
Bovendien heeft hij in de jaren voorafgaand aan het jaar dat thans in geding is meer uren gewerkt (in 2018 1092 uren gewerkt en in 2017 1071 uren gewerkt).
9.3
De rechtbank kan eiser volgen in zijn stelling dat de situatie niet strikt per maand bezien moet worden, omdat het gemiddelde van het over het hele jaar gewerkte aantal uren van belang is (zo ook ECLI:NL:RBASS:2006:AY2634).
De rechtbank stelt vast dat eiser in 2019 in totaal 192 uren heeft gewerkt. Niet in geschil is dat hij in de maanden juni en augustus 2019 géén 56 uren heeft gewerkt en dus ook niet aan de geformuleerde urennorm heeft voldaan. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van regelmaat in de arbeid. Bovendien heeft hij geen 50% van de bijstandsnorm verdiend met de arbeid.
Eiser stelt weliswaar in de voorgaande jaren 2017 en 2018 meer uren te hebben gewerkt, maar dat doet er niet aan af dat DUO per tijdvak studiefinanciering moet toekennen. De rechtbank wijst erop dat in de Beleidsregel wordt gesproken over ‘het te controleren studiefinancieringstijdvak’ en artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat een ‘studiefinancieringstijdvak’ een kalenderjaar of een gedeelte daarvan is. Hieruit volgt dat geen rekening kan worden gehouden met het aantal gewerkte uren in een ander kalenderjaar dan het jaar waarop de controle heeft gezien.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiser in de maanden juni en augustus 2019 niet kan worden aangemerkt als migrerend werknemer en dus niet in aanmerking komt voor studiefinanciering. Dit betekent dat eiser over deze maanden geen recht had op studiefinanciering. DUO was bevoegd om deze te herzien. Er is geen reden om te oordelen dat DUO in afwijking van het beleid eiser toch had moeten aanmerken als migrerend werknemer.
Is er sprake van een ongelijke behandeling?
10. Voor zover eiser heeft betoogd dat sprake is van een ongelijke behandeling ten opzichte van Nederlandse studenten, overweegt de rechtbank het volgende. Er is geen sprake van vergelijkbare gevallen nu eiser op grond van zijn status van migrerend werknemer in aanmerking komt voor studiefinanciering, terwijl dat bij studenten met de Nederlandse nationaliteit niet het geval is. Bovendien is er geen sprake van een ongelijke behandeling nu ten tijde van de aanvraag wordt beoordeeld of de aanvrager recht heeft op studiefinanciering. Als ten aanzien van dit recht vanaf enig moment een contra-indicatie bestaat, kan de studiefinanciering worden herzien. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen buitenlandse studenten en Nederlandse studenten, van wie ook het recht op studiefinanciering kan worden herzien.
Economisch niet-actieve student
11.1
Eiser meent dat hij ook als hij als niet economisch niet-actieve burger uit de Europese Unie zou moeten worden aangemerkt, hij op grond van artikel 18 van het VWEU aanspraak kan maken op het studentenreisproduct en dat deel van de studiefinanciering dat bestemd is ter dekking van de kosten van boeken en leermiddelen.
Kosten van boeken en leermiddelen
11.2
De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3700). De CRvB heeft in deze uitspraak in rechtsoverweging 5.2.2 overwogen dat na de introductie van het EU-burgerschap het HvJ, mede gelet op artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn, heeft bepaald dat verleende financiële steun ter dekking van kosten van levensonderhoud, anders dan voorheen, onder het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit valt. Dergelijke steun aan studenten mag echter wel gekoppeld worden aan het bestaan van een zekere mate van integratie in de samenleving van de ontvangende lidstaat door het stellen van de voorwaarde van een periode van voorafgaand onafgebroken duurzaam verblijf van vijf jaar aldaar (zie de arresten van het HvJ van 15 maart 2005, Bidar, ECLI:EU:C:2005:169 en van 18 november 2008, Förster, ECLI:EU:C:2008:630). De wetgever heeft in de Wsf 2000 onderscheid gemaakt tussen de kosten voor toegang tot het onderwijs en de kosten voor levensonderhoud. De kosten voor toegang tot het onderwijs betreffen het collegegeld, als tegemoetkoming hierin wordt voorzien in financiële steun in de vorm van een collegegeldkrediet. Daarnaast wordt een tegemoetkoming in de kosten voor levensonderhoud verstrekt. Dit is een algemeen normbedrag bedoeld voor dekking van de overige kosten die een student heeft. In dit normbedrag zijn geen afzonderlijke componenten opgenomen. Voor zover steun voor de aanschaf van boeken en leermiddelen kan worden geacht te zijn begrepen in de algemene normbedragen in de Wsf 2000, doet dit volgens de CRvB niet af aan de vaststelling dat het normbedrag steun ter dekking van kosten van levensonderhoud betreft die wordt toegekend in de vorm van een studiebeurs of -lening, en daarmee valt onder de in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn neergelegde afwijking van het beginsel van gelijke behandeling van artikel 18 van het VWEU. De migrerende economisch niet actieve EU-student heeft daar dan ook pas recht op na het voldoen aan de verblijfsduurvoorwaarde van vijf jaar.
Het betoog van eiser dat, indien hij al als economisch niet-actieve student zou moeten worden aangemerkt, hij recht heeft op dat deel van de studiefinanciering dat bestemd is ter dekking van de kosten van boeken en leermiddelen kan dan ook niet slagen.
Studentenreisproduct
11.3
Verder heeft de CRvB in bovengenoemde uitspraak van 4 december 2019 overweging 5.3.1 overwogen dat, zoals het HvJ in het arrest Commissie-Nederland, ECLI:EU:C:2016:396, heeft geoordeeld, de reisvoorziening mag worden geweigerd aan economisch niet-actieven (vóór de verwerving van een duurzaam verblijfsrecht) omdat deze voorziening onder het begrip steun voor levensonderhoud in de vorm van een studiebeurs of -lening in de zin van artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn valt. Anders dan eiser meent, kan hij dan ook geen aanspraak maken op een studentenreisproduct.
Conclusie
12.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten, omdat de rechtbank even als DUO tot de conclusie komt dat eiser niet is aan te merken als ‘migrerend werknemer’ in de zin van de Beleidsregel. Dit betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
12.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt DUO in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00, (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt DUO in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, en mr. A.G.J.M. de Weert en
mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 21 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage – wettelijk kader

Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Op grond van artikel 18 van het VWEU is binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd bijzondere bepalingen, daarin gelijkgesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van het VWEU is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Op grond van het tweede lid van dit artikel houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Richtlijn 2004/38/EG
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden heeft - voor zover hier relevant - iedere burger van de Unie het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is.
Op grond van het derde lid, aanhef en sub c van dit artikel geldt dat voor de toepassing van lid 1, onder a, een burger van de Unie zijn status van werknemer of zelfstandige behoudt in het geval dat hij zich bevindt in een toestand van naar behoren vastgestelde werkloosheid na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor minder dan één jaar of hij in de eerste twaalf maanden onvrijwillig werkloos is geworden en zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening heeft ingeschreven.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Richtlijn geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het gastland, in afwijking van het eerste lid, niet verplicht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandige of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Artikel 7.1, eerste lid, onder a, van de Wsf 2000 bepaalt dat Onze Minister een beschikking kan herzien waarbij studiefinanciering is toegekend.
Artikel 7.1, tweede lid, onder c, van de Wsf 2000 bepaalt dat herziening plaatsvindt op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend, de vorm van de studiefinanciering onjuist is vastgelegd anders dan bedoeld in onderdeel b (…), of een onjuist besluit met betrekking tot de reisvoorziening is genomen op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens anders dan bedoeld onder a.
Op grond van artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan onze Minister voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap
Ter uitvoering van artikel 2.2, aanhef en onder b van de Wsf 2000 heeft DUO de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld.
In de Beleidsregel wordt uiteengezet dat studerenden afkomstig uit één van de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking kunnen komen voor volledige studiefinanciering indien zij aangemerkt worden als migrerend werknemer. Op grond van de Beleidsregel laat de minister na de toekenning van de studiefinanciering controleren of de studerende blijft voldoen aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Hiertoe controleert DUO per studiefinancieringstijdvak en schrijft DUO de studerenden aan met het verzoek door te geven hoeveel uren zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt. Op grond van de Beleidsregel heeft iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer en daarmee terecht studiefinanciering ontvangen over het gecontroleerde studiefinancierings- tijdvak.