In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van woninginrichting en de kosten van opknapping, stoffering en dubbele huurlasten. Eiseres had eerder op 7 april 2021 een aanvraag ingediend, maar deze was afgewezen. Op 30 augustus 2021 diende zij opnieuw een aanvraag in voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting, die op 21 september 2021 werd afgewezen. Eiseres maakte bezwaar, maar het college verklaarde haar bezwaren ongegrond op 25 november 2021. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting en dubbele huur. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college voldoende aandacht heeft besteed aan de bezwaren van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de kosten van woninginrichting niet onder de werkingssfeer van de Participatiewet vallen, omdat deze kosten niet als noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd. Eiseres had aangegeven dat haar inboedel door waterschade niet meer bruikbaar was, maar de rechtbank oordeelt dat deze kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking komen.
Wat betreft de kosten van opknapping, stoffering en dubbele huur, oordeelt de rechtbank dat deze kosten weliswaar noodzakelijk zijn, maar dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeert dat eiseres de kosten had kunnen reserveren en dat de verhuizing en bijbehorende kosten voorzienbaar waren. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en blijft het bestreden besluit van het college in stand. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.