ECLI:NL:CRVB:2017:999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor herstelkosten na politie-inval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had bijzondere bijstand aangevraagd voor herstelkosten van haar voordeur, die beschadigd was geraakt tijdens een politie-inval. De politie had haar ex-partner aangehouden, wat leidde tot de schade aan de voordeur. De appellante had een factuur ontvangen van haar verhuurder voor de herstelwerkzaamheden en had geprobeerd de schade op de politie te verhalen, waarbij haar een gedeeltelijke vergoeding was toegezegd.
Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had de aanvraag voor bijzondere bijstand afgewezen, met als argument dat de kosten voor schade niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend volgens artikel 14 van de Participatiewet. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, wat de appellante ertoe bracht om in hoger beroep te gaan. In haar hoger beroep voerde de appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de kosten niet noodzakelijk waren en dat er zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de kosten voor de schade aan de voordeur niet onder de noodzakelijke kosten van het bestaan vallen. De Raad benadrukte dat de wetgever met artikel 14 van de Participatiewet bepaalde kosten uitsluit van bijstandsverlening. Ook werd vastgesteld dat er geen acute noodsituatie was die aanleiding gaf tot bijstandsverlening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellante af.