ECLI:NL:CRVB:2018:3420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting en stoffering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 2013 bijstand ontving, had op 16 februari 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen en stoffering voor zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten van de verhuizing voorzienbaar waren en appellant in staat was om te reserveren voor deze kosten. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn verhuizing niet voorzienbaar was, omdat hij door een conflict met zijn verhuurder op 27 november 2015 was veroordeeld om zijn woning te ontruimen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant vanaf 2013 ingeschreven stond voor een zelfstandige huurwoning en dat de verhuizing dus al eerder voorzienbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten van woninginrichting en stoffering tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze kosten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden. De Raad heeft geconcludeerd dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was.
De uitspraak bevestigt dat de appellant voldoende tijd had om te reserveren voor de kosten van de verhuizing en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag konden rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.