In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag van € 11.756, die was opgelegd voor de Jeep Grand Cherokee, en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente van € 78. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur onvoldoende rekening had gehouden met de waardevermindering van de auto door schadeverleden, zoals aangetoond door een taxatierapport van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat € 7.471 bedraagt, wat leidde tot een verschuldigde Bpm van € 4.059. De rechtbank heeft de inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende ter hoogte van € 1.620 en gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar wordt vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van taxatierapporten en de noodzaak voor de inspecteur om deze adequaat te waarderen in het kader van belastingheffing.