ECLI:NL:RBZWB:2025:190
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag BPM en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 13.657, welke door de rechtbank is verminderd tot € 10.564. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de hoogte ervan niet correct was. Belanghebbende had een auto uit het buitenland geïmporteerd en de rechtbank beoordeelt of de inspecteur de juiste waarde en schade in aanmerking heeft genomen bij het vaststellen van de naheffingsaanslag. De rechtbank concludeert dat de inspecteur geen rekening heeft gehouden met de schade die de auto had opgelopen, maar dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om de gestelde schade te onderbouwen.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de aanspraak van belanghebbende op een immateriële schadevergoeding beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden met bijna 8 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van in totaal € 1.000, waarvan € 125 voor rekening van de inspecteur en € 875 voor rekening van de Staat der Nederlanden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 3.108 bedragen.