ECLI:NL:RBZWB:2025:187
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd te Boxtel, tegen de naheffingsaanslag BPM van € 9.071 beoordeeld. De naheffingsaanslag werd opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, die het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaarde. De rechtbank behandelt het beroep dat op 4 december 2024 is behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. M.U. Sahin en de inspecteur door twee andere gemachtigden. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat het zorgvuldigheidsbeginsel niet is geschonden. Echter, belanghebbende heeft recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van bijna 33 maanden tussen de indiening van het bezwaarschrift en de uitspraak. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 1.000 toe, waarvan € 778 voor rekening van de inspecteur en € 222 voor de Staat. Daarnaast worden proceskosten en griffierechten vergoed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst de schadevergoeding toe.