In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 oktober 2021, staat de intrekking en herziening van de bijstandsuitkering van eiser centraal. Eiser ontving sinds 6 augustus 2014 een bijstandsuitkering, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze uitkering deels ingetrokken en herzien op basis van een rechtmatigheidsonderzoek. Dit onderzoek volgde op signalen van mogelijke fraude, waarbij eiser niet had gemeld dat hij een auto op zijn naam had staan en diverse stortingen had ontvangen die als middelen konden worden aangemerkt.
Het college heeft in verschillende besluiten, waaronder besluiten van 1 april 2020 en 3 februari 2020, de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 29 februari 2020 herzien en een terugvordering opgelegd. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door de auto en de ontvangen bedragen niet te melden. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft gehandeld door de bijstandsuitkering in te trekken en de terugvordering in stand te houden.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en stelt vast dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsgerechtigden en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.