Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 346;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.154;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 37,50;
- veroordeelt de Minister in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 37,50;
- gelast dat de inspecteur de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan haar vergoedt, zijnde € 87.
- gelast dat de Minister de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan haar vergoedt, zijnde € 87.
- beslist dat, voor zover de immateriëleschadevergoeding, de in beroep toegekende proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;