Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
.
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
In verband met het behandeling van de bezwaarschriften tegen de aanslagen vennootschapsbelasting 2011,2009 en 2008 t.n.v. [belanghebbende] is u verzocht om inlichtingen en/of (de inhoud van) gegevensdragers die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing. U hebt niet aan deze informatieverzoeken voldaan.
In uw brief van 31 juli 2018 heeft u aangegeven dat u aanvullende stukken ter inzage wilt ontvangen. Deze stukken staan ons niet (allemaal) ter beschikking en zijn in het kader van de beperkte kwestie van de informatiebeschikking wellicht als niet relevant te beschouwen. Daarnaast kan sprake zijn van gewichtige redenen om stukken niet ter inzage te geven op grond van artikel 7:4 lid 6 Awb. Hoewel we menen dat we met de toezending van de stukken op 4 juli 2018 aan artikel 7:4 lid 2 Awb hebben voldaan zullen we desalniettemin zoveel mogelijk de door u gevraagde stukken verstrekken.”
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: