In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 april 2017, wordt de belanghebbende als inlener aansprakelijk gesteld voor niet betaalde naheffingsaanslagen loonheffing door de uitleners. De belanghebbende heeft in beroep aangevoerd dat de ontvanger niet alle relevante stukken heeft overgelegd, waardoor zij niet in staat is om haar verweer adequaat te voeren. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende recht heeft op inzage in deze stukken, zodat zij kan bepalen welke grieven zij tegen de naheffingsaanslagen wil aanvoeren. De rechtbank stelt de ontvanger in de gelegenheid om de op de zaak betrekking hebbende stukken binnen vier weken in het geding te brengen. De rechtbank benadrukt dat het bestuursorgaan verplicht is om alle relevante stukken te overleggen, tenzij er sprake is van gerechtvaardigde weigering. De uitspraak is van belang voor de rechtspositie van de belanghebbende en de verplichtingen van de ontvanger in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Invorderingswet 1990.