ECLI:NL:RBROT:2025:2481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
ROT 23/7529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing van subsidieaanvragen wegens misbruik van procesrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2025 wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van 16 subsidieaanvragen behandeld. De aanvragen waren ingediend voor het uitvoeren van journalistiek onderzoek ten behoeve van een offline krant in Pernis. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvragen afgewezen op 11 juli 2023, en na bezwaar is deze afwijzing bevestigd op 3 november 2023. De rechtbank heeft op 4 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de procedure voor het aanvragen van subsidies door eiseres misbruik van procesrecht vertoont. Eiseres heeft 16 aanvragen ingediend, terwijl eerder al een vergelijkbaar verzoek was afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres in de afgelopen jaren een groot aantal bestuursrechtelijke procedures heeft aangespannen, waarvan een aanzienlijk deel gericht was op het verkrijgen van dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. Dit patroon van procederen zonder inhoudelijke motivatie voor de aanvragen leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres niet te goeder trouw handelt.

De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde van eiseres niet heeft aangetoond dat de aanvragen op de juiste wijze zijn ingediend en dat er geen duidelijke reden is gegeven voor de aanvragen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van misbruik van recht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam ] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college
(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de in totaal 16 subsidieaanvragen van eiseres.
1.1.
Het college heeft deze aanvragen met het besluit van 11 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 26 mei 2023 heeft eiseres in totaal 16 aanvragen ingediend voor subsidie voor het uitvoeren van journalistiek onderzoek ten behoeve van een offline krant in Pernis.
2.2.
Het college heeft aan de weigering subsidie te verstrekken ten grondslag gelegd dat de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet de leefbaarheid dan wel de sociale samenhang in de wijk vergroten. Het college heeft ondanks dat de aanvragen niet op de voorgeschreven wijze zijn ingediend deze wel in behandeling genomen en daarbij opgemerkt dat, omdat eiseres heeft nagelaten aan te geven op basis van welke subsidieregeling de subsidies worden aangevraagd, het college de aanvragen heeft behandeld in het kader van de “nadere regels bewonersinitiatieven Rotterdam 2023”.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres stelt dat de procedure voor het aanvragen van subsidies discriminatoir is omdat dit alleen kan via een online formulier. Daarnaast stelt eiseres dat het college de afwijzingen van de subsidieverzoeken onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraken van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135) en meer recent op 12 februari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:467), overwogen dat ingevolge artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen, niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Op grond van artikel 3:13, tweede lid, van het BW kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Deze bepalingen verzetten zich daarom tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel dat misbruik van recht omvat en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig rechtsmiddel.
4.2.
Deze rechtbank heeft bij uitspraken van 19 juni 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6107) en 8 november 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:11548 en ECLI:NL:RBROT:2024:11631) waar de gemachtigde van eiseres als gemachtigde optrad en het college de verwerende partij was en in de uitspraak van 11 december 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:12345) waarin de gemachtigde van eiseres optrad en het UWV de verwerende partij was, geoordeeld dat misbruik is gemaakt van de bevoegdheid een rechtsmiddel in te dienen. De rechtbank heeft in die uitspraken onder meer overwogen dat (de gemachtigde van) eisers veel procedures voert enkel gericht op het verkrijgen van een dwangsom en dat in veel van die zaken sprake lijkt te zijn van een patroon dat erop is gericht om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat het eisers per se te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
4.3.
Per zaak moet worden beoordeeld of misbruik van recht is gemaakt. Eerdere procedures en de handelwijze van een partij mogen worden betrokken bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2817). Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een rechtzoekende misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die rechtzoekende worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel (ECLI:NL:RVS:2015:3830 en ECLI:NL:CRVB:2022:880). In deze zaak ziet de rechtbank dergelijke aanknopingspunten niet.
4.4.
Eiseres heeft 16 aanvragen ingediend die allemaal zien op de het verkrijgen van subsidie voor een offline krant. Eerder had de gemachtigde van eiseres op 2 januari 2023 eenzelfde subsidieverzoek gedaan, maar dan één subsidie voor een hoger bedrag. Toen een tijdige beslissing uitbleef heeft de gemachtigde een beroep niet tijdig beslissen bij de rechtbank ingediend. Hangende dat beroep heeft verweerder het subsidieverzoek op 10 maart 2023 afgewezen en heeft de rechtbank het beroep doorgezonden naar verweerder voor behandeling als bezwaar. Eiseres heeft vervolgens de hier in het geding zijn de 16 afzonderlijke aanvragen ingediend. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres na een eerdere afwijzing van haar aanvraag omdat het gevraagde subsidiebedrag te hoog was, ervoor gekozen heeft om dit alles niet in één aanvraag te vatten, lijkt deze handelswijze, net als in de andere zaken van deze gemachtigde, gericht op het verdienen van geld met het voeren van procedures, zonder dat het de gemachtigde per se te doen om de inhoud van de besluitvorming.
Nog los van de vraag of de aanvragen op de juiste wijze zijn ingediend, heeft eiseres niet de moeite genomen om op haar aanvragen te vermelden op grond van welke subsidieregeling zij in aanmerking meent te kunnen komen voor subsidie. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd aangegeven ook niet te hebben onderzocht op welke grond mogelijk subsidie verkregen had kunnen worden, maar dat hij een signaal heeft willen afgeven. De aanvragen zijn volgens eiseres als een soort wake-up call voor de gemeente ingediend, omdat eiseres van mening is dat een bestuursorgaan ook via offline middelen met burgers moet communiceren over haar besluitvorming. De gemachtigde heeft toegelicht dat de offline krant (waarvoor de subsidie is gevraagd) zou dienen om burgers van Pernis te informeren over door de gemeente genomen besluiten, zodat ze daartegen tijdig rechtsmiddelen kunnen aanwenden. De gemachtigde zou, zo begrijpt de rechtbank, dan aanbieden dit aanwenden van rechtsmiddelen te faciliteren. De gemachtigde van eiseres heeft er in de eerdere aanvraag van 2 januari 2023 voor de totale subsidie al op gewezen dat zij jaarlijks tien duizenden euro’s aan dwangsommen ontvangt vanwege niet tijdig beslissen en dat Rotterdam een 100% kans is op niet tijdig beslissen. In het bezwaarschrift stelt de gemachtigde vervolgens het primaire besluit, waarmee het college op alle 16 aanvragen heeft beslist, aan te merken als 16 afwijzingen en dat het bezwaarschrift ook dient te worden gezien als 16 bezwaarschriften. De rechtbank ziet geen andere reden voor deze opmerkingen dan het openhouden van de mogelijkheid tot het verkrijgen van 16 dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. Bovendien richt de gemachtigde van eiseres zich in de gronden van beroep niet tegen de inhoudelijke afwijzing van de subsidieaanvragen, maar stelt slechts formele punten ter discussie. Als het eiseres echt om de subsidie te doen was, had van haar minst genomen mogen worden verwacht dat zij in beroep zou uitleggen waarom zij meent daar recht op te hebben. De gemachtigde heeft geen duidelijkheid verschaft over het belang dat eiseres heeft bij een rechtelijk oordeel ten aanzien van deze subsidieverzoeken.
4.5.
De gemachtigde van eiseres is de afgelopen 3 jaar ongeveer 150 bestuursrechtelijke procedures bij deze rechtbank begonnen, waarvan ongeveer de helft als een beroep wegens niet tijdig beslissen is aangevangen. Het indienen van een beroep niet tijdig en de hieraan gekoppelde dwangsom is bedoeld om belanghebbenden een effectief rechtsmiddel te geven tegen trage besluitvorming van een bestuursorgaan. De dwangsomregeling beoogt alsnog een besluit af te dwingen. De wijze waarop gemachtigde veelvuldig beroep doet op de dwangsomregeling en in elk geval deze procedure heeft ingestoken, geeft er blijk van dat eiseres met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend procedures, en ook deze procedure, voert. Verwezen wordt naar hetgeen hierboven is overwogen. Met het voeren van dergelijke procedures wordt voorts een onevenredig beslag gelegd op de capaciteit van zowel de rechtbank als het betrokken bestuursorgaan, in dit geval het college. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard 8000 zaken te hebben. De gemachtigde van verweerder heeft verklaard vele tientallen zaken in behandeling te hebben waarin [naam ] of zijn processtichting als gemachtigde optreedt. Door de veelheid van onnodige procedures worden ook andere rechtszoekenden benadeeld, omdat zij langer op een besluit of uitspraak moeten wachten. De rechtbank acht dit niet acceptabel.
4.6.
De handelwijze van de gemachtigde moet aan eiseres worden toegerekend, aangezien gemachtigde de betrokken handelingen namens eiseres heeft verricht en eiseres hem daartoe heeft gemachtigd. Bovendien maakt de gemachtigde deel uit van het bestuur van eiseres en is hij in die hoedanigheid bevoegd en verantwoordelijk voor alle juridische werkzaamheden verbonden aan eiseres. In de bezwaarprocedure heeft gemachtigde eiseres in deze hoedanigheid vertegenwoordigd. Tijdens deze beroepsprocedure is [naam stichting] ingeschakeld. Gemachtigde maakt eveneens deel uit van het bestuur van [naam stichting] en treedt ook als vertegenwoordiger van [naam stichting] op. Dat in beroep [naam stichting] is ingeschakeld lijkt bedoeld om eventueel aanspraak te kunnen maken op een proceskostenveroordeling. Uit deze procedure en eerdere (hiervoor genoemde) procedures leidt de rechtbank een patroon af van het doen van veel verzoeken bij diverse bestuursorganen over allerlei onderwerpen, op naam van een door de gemachtigde opgerichte stichting of voor mensen uit de directe kring van de gemachtigde. De verzoeken zijn daarmee veelal direct terug te leiden tot [naam ] als gemachtigde. Uit de wijze waarop verzoeken worden gedaan en waarop daarover verder wordt gecommuniceerd door de gemachtigde blijkt niet van een daadwerkelijke gerichtheid op de materiële inhoud van verzoeken. De rechtbank ziet dit als procederen om te procederen. Daarmee procedeert (de gemachtigde van) eiseres met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid tot het gebruik van rechtsmiddelen is verleend. De rechtbank waarschuwt [naam ] ervoor dat hij een volgende keer ook als gemachtigde door de bestuursrechter kan worden geweigerd, omdat het meermaals misbruik maken van recht met zich brengt dat sprake is van ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 8:25, eerste lid, van de Awb (vgl. ECLI:NL:RVS:2024:4595).
4.7.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van misbruik van recht door eiseres is het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4.8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025.
griffier
De rechter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.