ECLI:NL:RBROT:2024:6107
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens misbruik van recht in bestuursrechtelijke dwangsomzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie waarbij eiser een dwangsom had aangevraagd wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een briefadres. Eiser had in 2020 een aanvraag ingediend, maar verweerder had deze aanvraag niet tijdig behandeld. Eiser ontving uiteindelijk een dwangsom van € 1.442,-. Echter, tegen het besluit van verweerder om het bezwaar van eiser ongegrond te verklaren, heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep evident zonder redelijk doel was ingesteld, wat blijk gaf van kwade trouw. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiser misbruik had gemaakt van de wettelijke bevoegdheid om beroep in te stellen. De rechtbank benadrukte dat de gemachtigde van eiser een patroon vertoonde van het indienen van procedures zonder dat daar een legitiem doel mee gediend was. Dit leidde tot een onevenredige belasting van de rechtbank en vertraagde de behandeling van andere zaken. De rechtbank concludeerde dat de handelwijze van de gemachtigde aan eiser moest worden toegerekend, aangezien hij de gemachtigde had gemachtigd om namens hem op te treden. De rechtbank besloot daarom het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.