ECLI:NL:RBROT:2024:12345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
ROT 23/6654 en ROT 23/6656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van misbruik van recht bij aanvragen voor STAP-budget door eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2024, worden de beroepen van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren tegen het afwijzen van dwangsommen behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.G.P. Heijstek, had tientallen aanvragen voor het STAP-budget ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van recht. De rechtbank stelt vast dat de aanvragen van eiseres inhoudelijk vrijwel identiek en incompleet zijn, en dat de gemachtigde van eiseres een patroon vertoont dat gericht is op het verkrijgen van dwangsommen zonder oprechte intentie om gebruik te maken van de STAP-regeling. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de gemachtigde misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om een rechtsmiddel in te dienen. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het tegendeel en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt dat de handelwijze van de gemachtigde aan eiseres kan worden toegerekend, aangezien deze handelingen namens haar zijn verricht. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/6654 en ROT 23/6656

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: A.G.P. Heijstek),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze UWV STAP,verweerder, (gemachtigden: mr. R. Spanjer en mr. E. Huls).

Procesverloop

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren tegen het afwijzen van dwangsommen vanwege het niet tijdig nemen van besluiten.
1.2.
Met de besluiten van 17 mei 2023 (23/6656) en 30 mei 2023 (23/6654) heeft verweerder de verzoeken van eiseres om een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen afgewezen. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan.
1.3.
Eiseres heeft bij de rechtbank beroepen tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De Subsidieregeling STAP-budget (STAP-regeling) voorziet in de mogelijkheid voor werkenden en werkzoekenden, die een band hebben met de Nederlandse arbeidsmarkt, één keer per jaar een budget van € 1.000,– aan te vragen voor scholing en ontwikkeling om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Deze subsidie kan worden gebruikt voor een training, cursus of opleiding bij een opleider die in een scholingsregister is vermeld. De aanvraag om subsidie vindt plaats via een elektronisch formulier. [1]
2.2.
Eiseres heeft op 3 maart 2023 (23/6656) op grond van de STAP-regeling 138 aanvragen bij verweerder ingediend. Op 23 maart 2023 (23/6654) heeft eiseres nog eens 25 van deze aanvragen bij verweerder ingediend.
2.3.
Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van beslissingen op haar aanvragen.
2.4.
Met de besluiten van 17 mei (23/6656) en 30 mei 2023 (23/6654) heeft verweerder beslist geen bestuurlijke dwangsommen aan eiseres toe te kennen.
2.5.
Eiseres heeft op 22 juni (23/6656) en 6 juli 2023 (23/6654) bezwaar ingediend tegen voornoemde besluiten. Op 10 augustus (23/6656) en 24 augustus 2023 (23/6654) heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van de beslissingen op de bezwaren.
Misbruik van recht
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroepen vanwege misbruik van recht. De rechtbank beoordeelt dan ook eerst of er sprake is van misbruik van recht.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] kan op grond van artikel 3:13 in samenhang met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
4.2.
De rechtbank heeft onder meer met de uitspraken van 19 juni 2024 [3] en 8 november 2024 [4] geoordeeld dat de gemachtigde van eiseres misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid een rechtsmiddel in te dienen. In die uitspraken heeft de rechtbank onder meer overwogen dat de gemachtigde van eiseres veel procedures voert enkel gericht op het verkrijgen van een dwangsom en dat in veel zaken van deze gemachtigde sprake lijkt van een patroon dat erop is gericht om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat het de gemachtigde van eiseres per se te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
4.3.
De rechtbank komt vandaag ook in andere zaken die over de STAP-regeling gaan tot het oordeel dat de gemachtigde van eiseres misbruik van recht maakt. [5]
4.4.
Per zaak moet worden beoordeeld of misbruik van recht is gemaakt. Eerdere procedures en de handelwijze van betrokkenen mogen worden betrokken bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt. Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een betrokkene misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die betrokkene worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel. [6]
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd geen inzicht gegeven in wat voor werk eiseres doet en welke opleiding eiseres zou willen volgen om haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren met een budget op grond van de STAP-regeling. Ook verder blijkt uit niets dat eiseres zich voor een of meerdere opleidingen waarvoor zij STAP-budget heeft aangevraagd bij een opleider heeft aangemeld of dat zij deze opleiding(en) heeft gevolgd en betaald. De gemachtigde van eiseres heeft hiermee niet aannemelijk kunnen maken dat zijn handelwijze er niet op gericht is geld te verdienen met het voeren van procedures zonder dat het hem en eiseres te doen is om de inhoud van de besluitvorming. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat alle 163 aanvragen van eiseres inhoudelijk vrijwel gelijkluidend en alle verregaand incompleet waren en de gemachtigde van eiseres doelbewust het werkproces van verweerder frustreert door de aanvragen van eiseres naar antwoordnummers te sturen die daarvoor niet aangewezen zijn.
De handelwijze van de gemachtigde moet aan eiseres worden toegerekend, aangezien gemachtigde de betrokken handelingen namens eiseres heeft verricht en eiseres hem daartoe heeft gemachtigd.
6. Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor het tegendeel dat er sprake is van misbruik van recht. Ook in andere uitspraken van vandaag is de rechtbank tot dit oordeel gekomen. [7]

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. D. Haan en
mr. S.E.C. Debets, leden, in aanwezigheid van mr. M. Damen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikelen 3, 7 en 8 van de STAP-regeling.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256.
6.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3830 en de Centrale Raad van Beroep van 12 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:880.
7.ROT 23/6652, 23/6653, 24/7464 en 24/7989.