ECLI:NL:RBROT:2025:13292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
ROT 23/870, 23/871, 23/872, 23/873, 23/874, 23/875, 23/876, 23/6606 en 25/5684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen wegens misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedures rondom STAP-budget aanvragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2025, wordt geoordeeld over de beroepen van eiser tegen het niet tijdig nemen van beslissingen op meerdere aanvragen voor het STAP-budget door het UWV. Eiser had in totaal zeven identieke beroepen ingesteld, maar de rechtbank verklaart deze beroepen niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht. De rechtbank stelt vast dat eiser herhaaldelijk procedures heeft gevoerd met als doel schadevergoeding te verkrijgen, zonder dat hij daadwerkelijk belang heeft bij de inhoud van de besluitvorming. Dit patroon van handelen is eerder vastgesteld in andere uitspraken van de rechtbank, waarin ook al werd geoordeeld dat eiser misbruik maakt van zijn procesrecht. De rechtbank wijst erop dat de bevoegdheid om beroep in te stellen niet kan worden ingeroepen als deze wordt misbruikt, zoals vastgelegd in de artikelen 3:13 en 3:15 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het tegendeel van de eerdere oordelen over misbruik van recht, en wijst de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke procesvoering en de gevolgen van misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/870, ROT 23/871, ROT 23/872, ROT 23/873, ROT 23/874, ROT 23/875, ROT 23/876, ROT 23/6606 en ROT 25/5684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigden: mr. S. Roodenburg, mr. A.B. Froentjes).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank op de beroepen tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op meerdere aanvragen op grond van de Subsidieregeling STAP-budget (ROT 23/870 t/m ROT 23/876), tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar (ROT 23/6606) en tegen het niet nemen van een beslissing op bezwaar die reeds genomen was (ROT 25/5684).
1.2.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn vanwege misbruik van recht doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Procesverloop

ROT 23/870, ROT 23/871, ROT 23/872, ROT 23/873, ROT 23/874, ROT 23/875 en
ROT 23/876
2.1.
Eiser heeft op 23 januari 2023 een zevental identieke beroepen ingesteld wegens het uitblijven van het nemen van een beslissing op zijn aanvragen om STAP-budget door het UWV.
2.2.
Op 28 juli 2022 heeft eiser per post een (incomplete) aanvraag om STAP-budget ten behoeve van de [opleiding] ingediend.
2.3.
Op 28 september 2022 heeft eiser per post een zestal (incomplete) aanvragen om STAP-budget ten behoeve van: tweemaal de [opleiding 2] , tweemaal de [opleiding 3] , de [opleiding 4] en de [opleiding 5] , ingediend.
2.4.
Op 14 september 2022 heeft eiser het UWV in gebreke gesteld ten behoeve van zijn aanvraag van 28 juli 2022.
2.5.
Op 5 december 2022 heeft eiser het UWV in gebreke gesteld ten behoeve van zijn aanvragen van 28 september 2022.
2.6.
Op 27 augustus 2024 heeft het UWV een verweerschrift ingediend. Op 27 augustus 2024 heeft het UWV een dwangsombesluit genomen ten behoeve van de aanvraag van 28 juli 2022. Op 28 augustus 2024 heeft het UWV een dwangsombesluit genomen ten behoeve van de aanvragen van 28 september 2022.
2.7.
Op 29 oktober 2024 (de beslissing op de aanvragen) heeft het UWV een besluit op de aanvraag van 28 juli 2022 en de aanvragen van 28 september 2022 genomen.
2.8.
Met de beroepsgronden van 11 februari 2025 heeft eiser zijn beroepen gehandhaafd. Daarbij heeft hij verzocht om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Eiser heeft ook een ander besluit van
5 februari 2025 in deze zaken betrokken en bij deze beroepsgronden ook hier beroep tegen ingesteld (zie ROT 25/5684, onder rechtsoverweging 4).
ROT 23/6606
3.1.
Eiser heeft het UWV op 5 januari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en bij uitspraak van 26 april 2023 heeft deze rechtbank uitspraak dit beroep gegrond verklaard en aan het UWV een dwangsom opgelegd (ROT 23/1880).
3.2.
Op 10 mei 2023 heeft het UWV op het bezwaar van eiser beslist.
3.3.
Op 2 oktober 2023 heeft eiser nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
3.4.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
3.5.
De rechtbank heeft eiser op 1 november 2023 gevraagd of hij het beroep wil handhaven of intrekken. Eiser heeft op 3 november 2023 gereageerd, de ontvangst van het besluit betwist, geen inhoudelijke gronden genoemd en opnieuw verzocht om een dwangsom.
3.6.
Het UWV heeft op 10 november 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend.
3.7.
Eiser heeft op 22 november 2023 nogmaals de ontvangst van de beslissing op zijn bezwaar betwist en verzocht om een dwangsom.
3.8.
De rechtbank heeft eiser op 24 april 2024 nogmaals verzocht om gronden tegen de beslissing op bezwaar in te dienen. Eiser heeft op 1 mei 2024 verwezen naar zijn schrijven van 3 november 2023 en 22 november 2023.
ROT 25/5684
4.1.
Op 29 oktober 2024 heeft het UWV een beslissing genomen op de aanvraag van 28 juli 2022 en de aanvragen van 28 september 2022 om een STAP-budget (zie rechtsoverweging 2.7.)
4.2.
Eiser heeft op 5 december 2024 hiertegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft op
23 januari 2025 het UWV in gebreke gesteld.
4.3.
Op 5 februari 2025 heeft het UWV een beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4.4.
Eiser heeft op 14 maart 2025 nogmaals bezwaar gemaakt tegen dit besluit van
5 februari 2025 (en andere besluiten van diezelfde datum).
4.3.
Bij beroepsgronden van 11 februari 2025 (zie rechtsoverweging 2.8.) en op
14 april 2025 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van het nemen van een beslissing op zijn bezwaar van 5 december 2024.
4.4.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraken van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4129 en ECLI:NL:RVS:2014:4135) en meer recent op 12 februari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:467), overwogen dat ingevolge artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen, niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Op grond van artikel 3:13, tweede lid, van het BW kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Deze bepalingen verzetten zich daarom tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel dat misbruik van recht omvat en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig rechtsmiddel.
6. Eerder is veelvuldig vastgesteld dat eiser misbruik maakt van recht. Deze rechtbank heeft bij uitspraken van 19 juni 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6107) en 8 november 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:11548 en ECLI:NL:RBROT:2024:11631), waar eiser als gemachtigde optrad en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam de verwerende partij was en in de uitspraak van 11 december 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:12345) waarin eiser als gemachtigde optrad en het UWV de verwerende partij was, geoordeeld dat misbruik is gemaakt van de bevoegdheid een rechtsmiddel in te dienen. De rechtbank heeft in die uitspraken onder meer overwogen dat eiser veel procedures voert enkel gericht op het verkrijgen van een dwangsom en dat in veel van die zaken sprake lijkt te zijn van een patroon dat erop is gericht om geld te verdienen met het voeren van procedures, zonder dat het eiser te doen is om de inhoud van de besluitvorming.
7. Per zaak moet worden beoordeeld of misbruik van recht is gemaakt. Eerdere procedures en de handelwijze van een partij mogen worden betrokken bij het oordeel of in een specifieke zaak misbruik van recht is gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2817). Indien de rechter eenmaal heeft geoordeeld dat een rechtzoekende misbruik maakt van recht kan in volgende procedures van die rechtzoekende worden aangenomen dat wederom sprake is van misbruik, tenzij er aanknopingspunten zijn voor het tegendeel (ECLI:NL:RVS:2015:3830 en ECLI:NL:CRVB:2022:880).
8. In deze zaak ziet de rechtbank dergelijke aanknopingspunten niet, temeer nu eiser beroepen blijft instellen tegen het niet tijdig nemen van beslissingen om vervolgens schadevergoeding te verzoeken (ROT 23/870 t/m 23/876), tweemaal is gevraagd inhoudelijk gronden gericht tegen de beslissing op bezwaar over te leggen en zijn grieven enkel op het ontvangen van proceskosten en het griffierecht zien (ROT 23/6606) en nogmaals een los beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar indient, nadat de beslissing op bezwaar reeds genomen was (ROT 25/5684). Eiser kan op deze gronden niet in zijn beroepen worden ontvangen. Nu reeds meerdere malen is vastgesteld dat eiser te kwader trouw procedures voert zonder redelijk doel of met een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek schadevergoeding vanwege een gestelde maar niet bewezen immateriële schade, verzoek om schadevergoeding van de overschrijding van de redelijke termijn, verzoek om proceskosten en vergoedingen van het griffierecht past in een patroon van het misbruik maken van recht. Gelet op het eerdere procedeergedrag (zie het procesverloop en rechtsoverweging 6) duidt deze processtrategie op misbruik van recht. Ook als aangenomen zou moeten worden dat eiser voordat hij de beroepen instelde niet bekend was met het besluit, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding af te wijken van de aanname dat sprake van misbruik van recht. De aanknopingspunten voor het tegendeel heeft eiser niet geleverd. Als sprake is van misbruik van recht kan geen aanspraak worden gemaakt op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Dit verzoek moet daarom worden afgewezen. [1]

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 23 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4272.