6.2.Verweerder heeft het bezwaar tegen het besluit van 27 januari 2020 (het primaire besluit 2) (deels) gegrond verklaard en dit besluit gewijzigd in die zin dat de bijstand over de periode van 1 september 2016 tot en met 31 oktober 2019 wordt herzien en teruggevorderd, met dien verstande dat:
- de bijstand over oktober en december 2016, februari, juni, juli, augustus en december 2017, januari en februari 2018 en maart 2019 niet wordt herzien, ingetrokken en teruggevorderd
- de bijstand over oktober 2018 geheel wordt ingetrokken en bruto teruggevorderd. Verweerder vordert in totaal € 6.152,62 terug (€ 5.905,99 netto + € 246,63 afgedragen loonheffing) in plaats van € 47.671,77.
7. In de bijlage bij het bestreden besluit 2 heeft verweerder per maand de inkomsten van eiseres opgenomen. Het bedrag aan terug te vorderen bijstand is gelijk aan deze bedragen. Bij het berekenen van de in aanmerking te nemen inkomsten heeft verweerder de volgende uitgangspunten gehanteerd:
-
Inkomsten uit gokken
Deze inkomsten worden geschat op het bedrag van de inleg (afschrijving naar casino), dan wel (in een enkel geval) vastgesteld op het bedrag van de bijschrijving van het casino op de rekening van eiseres;
-
Inkomsten uit contante stortingen/bijschrijvingen
Kasstortingen en bijschrijvingen van derden op de rekening van eiseres worden conform de vaste rechtspraak daaromtrent als inkomen aangemerkt;
-
Geschatte onzichtbare contante inkomen
Volgens de tussenuitspraak is duidelijk wat eiseres elke maand maximaal via haar bankrekening heeft uitgegeven aan levensonderhoud. Op basis van de Nibud-normen en haar eigen verklaringen over extra kosten, zoals voor roken en tanken, kan een inschatting worden gemaakt van wat de maandelijkse kosten voor levensonderhoud ongeveer moeten zijn geweest en dus ook wat eiseres per maand ongeveer te weinig heeft uitgegeven en er dus ongeveer per maand contant moet hebben bijgekregen.
Deze inkomsten heeft verweerder berekend op het verschil tussen A en B.
- A = op de bankrekening van betrokkene zichtbare maandelijkse uitgaven voor levensonderhoud. Dit zijn contante opnames en pintransacties in winkels voor voeding (ook café/restaurants zijn meegenomen), winkels voor rookwaar en tankstations.
- B = wat de maandelijkse uitgaven van betrokkene voor voeding, rookwaar en tanken zouden moeten zijn geweest. Het gaat om een bedrag van € 268,- per maand. Dit bedrag is berekend aan de hand van de Nibud-norm voor voeding (€ 168,- per maand) vermeerderd met € 100,- per maand voor roken en tanken.
Standpunt van eiseres8. Eiseres heeft aangevoerd dat de schatting van haar inkomsten onacceptabel is omdat een bijstandsontvanger niet verplicht is om alle transacties zichtbaar via de bankrekening te laten verlopen en om iedere maand de Nibud-norm aan kosten te maken. De schatting kan bovendien voor de periode vanaf oktober 2018 tot het einde van de terugvordering niet in stand blijven, nu geen rekening is gehouden met de verkoop van de alimentatievordering voor € 3.250,- per 4 oktober 2018. Dit bedrag had zij contant in huis, hetgeen uit de gespreksbevestiging van 11 december 2019 blijkt. Hiermee meent eiseres een toereikende verklaring te hebben gegeven voor het geringe aantal/het ontbreken van pintransacties in deze periode. De bijstellingen, in het bijzonder voor het gokken, zijn in het bestreden besluit 2 wel proportioneler geworden, maar nog steeds onterecht. Eiseres heeft jarenlang veel stress gehad van de terugvordering en het had verweerder gesierd om ook van het restant van de terugvordering af te zien. Tot slot verzoekt eiseres om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe te kennen.
Beoordeling beroep tegen bestreden besluit 29.1. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, bijvoorbeeld de uitspraak van 12 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:892, volgt dat de Nibudreferentiecijfers geen absolute minimumbedragen zijn, maar wel een algemeen geaccepteerd richtsnoer geven om te bepalen hoeveel een huishouden nodig heeft om in bepaalde kosten te voorzien. Verweerder heeft in de bijlage bij het bestreden besluit 2 een gedetailleerd overzicht gemaakt over de periode van 1 september 2016 tot en met januari 2020. Per maand is een berekening van de geschatte contante inkomsten van eiseres gemaakt, door de op de bankafschriften zichtbare uitgaven voor voeding, rookwaar en benzine af te trekken van het bedrag van € 268,-, zijnde het bedrag dat eiseres volgens verweerder, mede gelet op de Nibudreferentiecijfers en haar eigen verklaringen, maandelijks kwijt zou moeten zijn aan voeding, rookwaar en benzine. Hierbij zijn de contante opnamen die zichtbaar zijn op de bankafschriften, in het voordeel van eiseres, aangemerkt als uitgaven voor levensonderhoud. Het verschil tussen de girale uitgaven van eiseres en het bedrag van € 268,- heeft verweerder aangemerkt als contante inkomsten.