“
Ik, toezichthouder [naam] , ontving op 03 juni 2020 een selectie, gemaakt door de NVWA, uit een analyse uit het I&R systeem over de periode tussen 1 juli 2019 en 31 maart 2020, aangeleverd door RVO, inzake varkensbedrijven die meldingen van aan- en afvoeren van varkens aan hun bedrijf respectievelijk van hun bedrijf niet binnen de daarvoor gestelde termijn gedaan hadden.
Deze selectie bestond uit een totaaloverzicht per UBN van de te late meldingen en een overzicht van de individuele te late meldingen per UBN. Ik, toezichthouder [naam] , heb voornoemde totaaloverzicht, met betrekking tot UBN [nummer] , als bijlage 1 aan dit rapport toegevoegd.
Ik, toezichthouder [naam] , zag in het overzicht van de individuele te late meldingen dat het varkensbedrijf met het UBN [nummer] van [A] , gevestigd aan [adres] , meldingen van de aan- en afvoer van varkens op, onderscheidenlijk van zijn bedrijf en de afvoer van dode varkens van zijn bedrijf niet tijdig gedaan had.[…]
Ik, toezichthouder [naam] , zag in voornoemde totaaloverzicht, met betrekking tot UBN [nummer] en stelde door telling vast dat er door voornoemd varkensbedrijf 23 meldingen van aan- en afvoer niet tijdig gedaan waren. Hiervan waren 14 meldingen, meer dan 7 dagen te laat.[…]
Op maandag 22 juni 2020 omstreeks 10.00 uur heb ik, toezichthouder [naam] , nadat ik mij bekend gemaakt had in mijn functie als toezichthouder, [A] , hierna te noemen overtreder [A] , telefonisch op telefoonnummer [nummer] op de hoogte gesteld van mijn bevindingen en ik heb hem medegedeeld dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen. Ik, toezichthouder [naam] , heb overtreder medegedeeld dat ik een rapport van bevindingen ging opmaken en dat hij, ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, niet verplicht was te antwoorden op mijn vragen.
Overtreder [A] deelde mij hierop mede:
“Ik doe niets aan de varkens. Mijn zoon [B] regelt alles wat betreft de varkens. Zijn telefoonnummer is [nummer]
.”
Opmerking toezichthouder [naam] :
Uit de beschikbare administratie en informatiebronnen is de heer [B] niet naar voren gekomen als zijnde betrokkene /verantwoordelijke.
Op maandag 22 juni 2020 omstreeks 10.30 uur heb ik, toezichthouder [naam] , via telefoonnummer [nummer] contact opgenomen met [B] , degene naar wie ik ben verwezen door [A] . Nadat ik mij bekend had gemaakt in mijn functie als toezichthouder van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit heb ik [B] , op de hoogte gesteld van mijn bevindingen, namelijk het niet binnen 2 werkdagen aan- en afmelden van de aan- en afvoeren van varkens aan het I&R systeem en het niet melden van de gestorven varkens aan het I&R systeem. Ik heb [B] medegedeeld dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van bovenstaande bevindingen een bestuurlijke boete kan opleggen. Ik, toezichthouder [naam] , heb [B] medegedeeld dat ik een rapport van bevindingen ging opmaken en dat hij, mede sprekend namens [A] , ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, niet verplicht was te antwoorden op mijn vragen. Hierop antwoordde hij mij op mijn gestelde vragen als volgt:
“Ik houd varkens bij mijn vader [A] . Ik heb daar geen overeenkomst van. Ik was dus in de praktijk verantwoordelijk voor het melden van aan- en afvoer aan het I&R systeem. Ik wist niet dat het melden binnen 2 werkdagen moest gebeuren. Ik meld nu meestal enkele aan - en afvoeren tegelijk als ik er dan tijd voor heb. Ik wacht vaak af tot ik een terugmelding van de slachterij ontvang, anders gaat het meestal fout met de opgegeven data. Ik heb de Rendac niet gemachtigd voor het afmelden van dode dieren. Ik heb een varkenshandel en transport bedrijf [eiseres] , [adres] .
”