ECLI:NL:RBROT:2024:11593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
ROT 24/7033 e.a.
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening verzoeken van veelprocedeerder niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 november 2024, worden dertien verzoeken om voorlopige voorzieningen van een veelprocedeerder behandeld. De verzoeker, die geen griffierecht heeft voldaan, heeft een deel van de verzoeken ingediend in zaken waarin de rechtbank al een einduitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter past artikel 8:83 lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe en doet zonder zitting uitspraak. De voorzieningenrechter concludeert dat alle verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Dit besluit is gebaseerd op het feit dat de verzoeker in verzuim is omdat hij de griffierechtnota's niet heeft voldaan, en dat er in acht zaken inmiddels onherroepelijke uitspraken zijn gedaan, waardoor niet is voldaan aan de connexiteitseisen. De voorzieningenrechter wijst erop dat het beroep op betalingsonmacht niet wordt gehonoreerd vanwege stelselmatig misbruik van recht door de verzoeker. De uitspraak benadrukt dat de verzoeker ten onrechte meent dat hij onbeperkt gebruik kan maken van publieke middelen voor zijn procedures. De voorzieningenrechter verklaart alle verzoeken niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de betrokken bestuursorganen geen kosten hebben gemaakt in het kader van deze verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/7033, ROT 24/7681, ROT 24/7682, ROT 24/7683, ROT 24/7684,
ROT 24/7685, ROT 24/7686, ROT 24/7687, ROT 24/7688, ROT 24/7689, ROT 24/7690, ROT 24/7691, ROT 24/7692

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2024 in de zaken tussen

[Naam] ( [Naam] ), uit [Plaats] , verzoeker

en

Diverse bestuursorganen

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op dertien verzoeken om een voorlopige voorziening van [Naam] . Een deel van de verzoeken ziet op zaken waarin de rechtbank al een einduitspraak heeft gedaan. Een ander deel van de verzoeken ziet op lopende beroepszaken waarin [Naam] geen griffierecht heeft voldaan.
2. De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak in deze zaken. Hierna legt de voorzieningenrechter uit waarom alle verzoeken kennelijk niet-ontvankelijk zijn.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. [Naam] heeft een op 16 juli 2024 gedateerd stuk met de titel ‘Voorlopige voorziening tegen Rotterdamse rechtsweigering’ op digitale wijze ingediend. Daarin heeft [Naam] dertien zaaknummers vermeld van zaken die aanhangig zijn of waren bij de bestuursrechter. Het betreft de volgende zaaknummers: ROT 22/3254, ROT 22/5395, ROT 23/5520, ROT 23/5521, ROT 23/6994, ROT 23/7025, ROT 24/101, ROT 24/1963, ROT 24/1964, ROT 24/6479, ROT 24/6480, ROT 24/6481, ROT 24/6482.
4. De griffier heeft [Naam] bij brief van 22 juli 2024 onder meer het volgende bericht:
“Het verzoek dat u heeft gedaan om ontheffing daarvan wegens betalingsonmacht wijs ik alvast af. De reden hiervoor is de volgende. Gelet op eerdere ontheffingen van griffierecht, het eerdere procedeergedrag van u en de inzet van deze procedures, zie ik voorshands aanleiding om te oordelen dat u misbruik maakt van recht, zodat u geen ontheffing van de verplichting tot het betalen van het griffierecht wordt verleend. In navolging van bijvoorbeeld (…) uitspraak van de rechtbank van 23 december 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:11353) neem ik hierbij in aanmerking dat uit uw procedeergedrag is gebleken dat u ten onrechte meent dat aan u (onbeperkt) gelden uit de publieke kas ter beschikking gesteld moeten worden om uw aanzienlijke reeks procedures te financieren en ook dat u in de gelegenheid moet worden gesteld om daarover gratis en onbeperkt te procederen bij de bestuursrechter.
Voorts merk ik op dat de diffamerende uitspraken die u in uw brief richting diverse rechters doet, bijdragen aan mijn oordeel dat u misbruik van recht maakt. Ik wijs er in dit verband op dat dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onder meer uitgaat van misbruik van recht wanneer een klager beledigend, provocatief of dreigend taalgebruik hanteert in de communicatie met het Hof (bijv. EHRM 15 december 2009, nr. 798/05 (Miroļubovs e.a.) en EHRM 16 juli 2019, nrs. 12200/08, 35949/11, 58282/12 (Zhdanov e.a.), punt 79 e.v.). Daarnaast wijs ik u er op dat het Hof dergelijk misbruik ook aanneemt indien de klacht kennelijk is gebaseerd op onware feiten (bijv. EHRM 30 september 2014, nr. 67810/10 (Gross), punt 28 e.v. en EHRM 4 april 2023, nr. 29943/18 (Gashi en Gina), punt 32).
Ik wijs u er op dat in de zaak ROT 22/3254 onherroepelijk uitspraak is gedaan. Dit betekent dat niet is voldaan aan de eisen van connexiteit als vervat in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (vgl. ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4734). Dit geldt eveneens voor de zaken waarop uitspraak is gedaan op 18 juli 2024. In de zaken ROT 24/6479 t/m ROT 24/6482 is door u beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen, zodat er in die zaken connexe beroepszaken voorliggen. In die zaken is – zoals aan u is bericht – griffierecht verschuldigd. Voor zover ik kan overzien is in de overige zaken verzet aangetekend, zodat ook in die zaken wel is voldaan aan de eisen van connexiteit.
In uw brief schrijft u echter ook het volgende: “Hoewel tegen een verzetuitspraak normaliter geen hoger beroep open staat, is hier sprake van diverse schendingen van fundamentele rechtsbeginselen. Dan staat er wel hoger beroep open in het kader van doorbreking van het appelverbod.” Verder staat uw brief vol met klachten over individuele rechters. Een voorlopige voorziening is naar zijn aard echter altijd een voorlopig oordeel, althans voor zover de voorzieningenrechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek en dit ontvankelijk is. De bestuursrechter en dus ook de voorzieningenrechter is voorts niet bevoegd om een verklaring van recht af te geven (vgl. ECLI:NL:CRVB:2020:985 en ECLI:NL:RBROT:2021:3328).
Gelet hierop vraag ik u mij binnen een week na heden te berichten wat u nu precies wil met uw brief van 16 juli 2024. Wilt u dat de griffie twaalf verzoeken om voorlopige voorziening aanlegt of wilt u iets anders?”
5. [Naam] heeft de griffier op 29 juli 2024 bericht dat hij inderdaad wil dat in alle genoemde zaken een verzoek om voorlopige voorziening wordt aangelegd en dat hij niet van plan is het griffierecht te voldoen. Voorts heeft [Naam] onder meer gesteld dat hij in de zaak ROT 22/3254 verzet heeft gedaan. De griffier heeft [Naam] bij brief van 9 augustus 2024 bericht dat in die zaak geen verzetschrift is ontvangen en dat het anders dan in de brief van 22 juli 2024 is vermeld, om dertien zaken gaat. Voorts is vermeld dat [Naam] de griffierechtnota’s tijdig zal moeten voldoen en dat over die kwestie niet meer met hem wordt gecorrespondeerd.
6. [Naam] heeft in deze dertien zaken de griffierechtnota’s niet voldaan. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de griffier om de in de brief van 22 juli 2024 genoemde redenen terecht griffierecht heeft geheven, is [Naam] in verzuim als bedoeld in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter zal daarom alle verzoeken niet-ontvankelijk verklaren.
7. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat inmiddels in acht zaken onherroepelijk uitspraak is gedaan, zodat in die zaken niet is voldaan aan de eisen van connexiteit en ook om die reden die verzoeken niet ontvankelijk zijn. Het gaat om de volgende zaaknummers onder vermelding van de ECL-nummers van de twee onherroepelijke uitspraken op verzetten van [Naam] :

Conclusie en gevolgen

8. Alle verzoeken zijn kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat de betrokken bestuursorganen geen kosten hebben gemaakt in het kader van de behandeling van deze verzoeken.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart alle dertien verzoeken om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.