ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4734
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft het Uwv hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 december 2012, met nummer 12/4810. Verzoeker, A. te B., heeft verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 19 februari 2013 heeft het Uwv het hoger beroep ingetrokken en op 21 februari 2013 een nieuw besluit genomen. Dit heeft geleid tot de vraag of er nog voldaan is aan de voorwaarden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat op grond van artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er hoger beroep is ingesteld. Echter, in dit geval is het hoger beroep ingetrokken, waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarde dat er een hoger beroep aanhangig moet zijn. Dit betekent dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2013.