9.3.De stelling in het verzoekschrift van eiseres dat de wetgever nergens een plicht in de wet heeft opgenomen om te werken volgens hoofdstuk I is een misvatting. Dit volgt namelijk uit artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in verbinding met artikel 4, tweede lid, en bijlage II, hoofdstuk I, onderdeel 1, van Verordening (EG) 852/2004. De toezichthouder van NVWA heeft tijdens de inspectie dan ook terecht met inachtneming van hoofdstuk I beoordeeld of de bedrijfsruimte voor levensmiddelen schoon was.
10. Ten aanzien van de vraag of het feit is bewezen, vormt uitgangspunt dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen.Eiseres heeft in bezwaar en beroep in essentie de constateringen van de toezichthouder die zijn neergelegd in het rapport van bevindingen niet betwist. Verweerder heeft dit rapport van een toezichthouder daarom ten grondslag kunnen leggen aan zijn besluitvorming. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengen deze bevindingen met zich dat geoordeeld moet worden dat de bedrijfsruimte voor levensmiddelen niet schoon was en dat daarom sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in verbinding met artikel 4, tweede lid, en bijlage II, hoofdstuk I, onderdeel 1, van Verordening (EG) 852/2004. De stelling van eiseres dat het vuil, waaronder aangekoekt vuil, is aangetroffen voordat de dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse schoonmaak heeft plaatsgevonden maakt dat niet anders.
11. De opgelegde boete is vastgesteld in overeenstemming met het op grond van artikel 32a, tweede lid, van de Warenwet vastgestelde Warenwetbesluit bestuurlijke boeten en de daarbij behorende bijlage. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen grond om dit vaste boetebedrag te matigen op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Het gaat om vaste boetebedragen die relatief gering zijn en worden opgelegd wegens overtreding in het kader van een bedrijfsuitoefening van voorschriften die zijn gesteld in het belang van de volksgezondheid. Er moet echt iets uitzonderlijks aan de orde zijn, zoals een gebrek aan middelen om een dergelijke boete te kunnen voldoen, alvorens een matiging aan de orde kan zijn.De niet met stukken onderbouwde stelling van eiseres dat zij tussen 2014 en 2019 een totaal verlies van € 20.697 heeft geleden leidt niet tot het oordeel dat de boete niet in stand kan blijven.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Indien de hoofdzaak wordt afgedaan, zoals in dit geval, zal de voorzieningenrechter normaliter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen. In dit geval komt de voorzieningenrechter echter tot andere uitspraken ten aanzien van de verschillende verzoeken die eiseres heeft gedaan, omdat die raken aan de zogenoemde connexiteit. Gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is de voorzieningenrechter uitsluitend bevoegd een voorlopige voorziening te treffen die betrekking heeft op het beroep dat bij de bestuursrechter is ingediend. Dit betekent dat de gevraagde voorziening uitsluitend betrekking kan hebben op het bestreden besluit, waarbij wel wordt opgemerkt dat het gelet op artikel 8:94, eerste lid, van de Awb mogelijk is om ook een schadeverzoek als bedoeld in artikel 8:91, eerste lid, van de Awb hangende het beroep tegen het schadeveroorzakende besluit aan de voorzieningenrechter voor te leggen.
14. Eiseres heeft om de volgende voorlopige voorzieningen verzocht:
- een voorlopig voorziening om tot na de uitspraak van de rechtbank te kunnen werken volgens hoofdstuk III in de magazijnruimte achter in de winkel;
- de openbare publicatie op openbare-inspectieresultaten.nvwa.nl op “voldoet” te zetten dan wel te verwijderen en verwijderd te laten tot na de uitspraak van de rechtbank;
- een voorschot van €10.000 aan schadevergoeding uit te betalen voor de openbare negatieve publicatie op openbare-inspectieresultaten.nvwa.nl die sinds 9 november 2020 de goede naam van eiseres beschadigt en haar omzet flink verlaagt;
- een tweede boete die is gevolgd voor het niet werken volgens hoofdstuk I in trekken.
15. Het verlenen van toestemming aan eiseres om te kunnen werken in overeenstemming met hoofdstuk III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 is niet een bevoegdheid die aan de bestuursrechter toekomt. Dit komt – zoals ter zitting door eiseres is bevestigd – in feite neer op een verklaring voor recht dat verweerder en/of de NVWA onrechtmatig handelen door te handhaven in overeenstemming met hoofdstuk I van bijlage II. Dat is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Omdat de bestuursrechter onbevoegd zou zijn in de hoofdzaak, ontbreekt processuele connexiteit. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaren kennis te nemen van het eerste verzoek om voorlopige voorziening.De overige verzoeken hebben betrekking op andere besluiten dan waarop het beroep betrekking heeft. Er ontbreekt dus materiële connexiteit, wat er toe leidt dat de voorzieningenrechter de overige verzoeken niet-ontvankelijk zal verklaren.
16. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.