1.1.In het rapport van bevindingen van 18 september 2020 heeft een toezichthouder van de NVWA het volgende beschreven:
“Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 17 september 2020 omstreeks 6:15 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij op stal van [naam bedrijf] alwaar ik belast was
met de antemortem keuring van slachtrunderen.
Bij aanvang van de AM-keuring waren er al runderen op stal aanwezig.
Ik zag daar dat er in één van deze hokken een rund lag. Het rund had het I&R
oornummer [nummer] (zie foto). Ik heb de andere runderen door de
stalmedewerker uit het hok laten halen. Het liggende rund ging na opjagen in
eerste instantie met moeite staan. Ik zag toen dat het dier een afwijkende
houding had, het stond namelijk met gekromde rug. Een gekromde rug duidt op
een afwijking in het locomotieapparaat. Ik zag toen dat het dier een zeer slechte
pensvulling had, wat duidt op een lage voeropname. Ik zag dat het dier enkele
passen maakte en daarbij kreupel liep aan de rechter achterpoot. Het liep met
moeite enkele wankele passen en ging toen weer liggen. Het dier was duidelijk te
zwak om te blijven staan. Het dier heeft toen enige tijd alleen in het hok gelegen
om tot rust te komen. Ik heb het dier aan een nader onderzoek onderworpen en
het volgende geconstateerd. Het dier was zeer mager en had een slechte
pensvulling. Ik zag dat het dier een knijpende ademhaling had met een verhoogde
frequentie van ongeveer 40 / min. (ref. 20-30/min). Ik zag dat de ogen van het
dier te diep in de kassen stonden (teken van uitdroging). Ik constateerde een
slechte turgor (huidplooimeting als maat voor uitdroging) van meer dan 1 sec.
(ref. <1 sec.). Uit mijn ervaring als dierenarts weet ik dat het bovenstaande
betekent dat het dier ernstig verzwakt was. Het dier is niet meer gaan staan, ook
niet na een rustperiode en ook niet na opjagen. Het dier probeerde het wel maar
was te zwak. Het dier is niet toegelaten tot de slacht, gedood en ter destructie
bestemd.
De vki informatie en de aanvoerbon heb ik opgevraagd bij het slachthuis.
De I&R informatie van het dier en de veehouder heb ik opgezocht in het IRD
computersysteem.
Uit hoofde van mijn kennis en ervaring als dierenarts stel ik het volgende.
De ernstige vermagering heeft een antedatering van enkele weken tot maanden.
De uitdrogingsverschijnselen waaronder de diepliggende ogen, en daarnaast de
zeer slechte pensvulling hebben een antedatering van minimaal enkele dagen.
Hieruit maak ik op dat de afwijkingen en de daardoor ontstane zwakte al voor
transport aanwezig waren. Het betreft hier een niet transportwaardig dier. Een
belangrijk aantal van deze symptomen zoals het zeer mager zijn, de slechte
pensvulling en de diepliggende ogen hadden door de welzijnscontrole op plaats
van vertrek onderkend moeten worden.
De chauffeur die het rund vervoerd had was niet meer aanwezig. Later die dag
werden er door dezelfde chauffeur opnieuw runderen gebracht. Ik heb hem toen
gevraagd, aan de hand van het oornummer en een foto, of hij dit rund had
vervoerd. Hierop antwoordde hij bevestigend. Ik zag op de aanvoerbon dat [naam eiseres]
. de vervoerder was.
De vki en de aanvoerbon heb ik opgevraagd bij het slachthuis.
De I&R informatie heb ik opgezocht in het IRD computersysteem.
De vervoerder vervoerde een dier niet in overeenstemming met de technische
voorschriften in bijlage I. Het dier was niet geschikt voor het voorgenomen
transport om te mogen worden vervoerd. Het dier was ernstig verzwakt, waardoor
het vervoer onnodig lijden veroorzaakte.
Hieruit bleek mij dat gehandeld werd in strijd met artikelen 2.5 en 6.2 lid 1 van de
Wet dieren j0 artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, jo aanhef artikel 3,
en 3 onder b, artikel 6, derde lid bijlage I, hoofdstuk I, § 1 en § 2 aanhef van de
Verordening (EG) nr. 1/2005.”
2. Op basis van het rapport van bevindingen van 18 september 2020 heeft verweerder bij het primaire besluit aan eiseres een boete opgelegd van € 7.500,- voor het volgende beboetbare feit: de vervoerder vervoerde een rund dat niet geschikt was voor
het voorgenomen transport, omdat het rund ziek was.
Dit is volgens verweerder een overtreding van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, in samenhang met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, van de Transportverordening.
Verweerder heeft de hiervoor op te leggen standaardboete, te weten een bedrag van € 1.500,-, met toepassing van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren verhoogd tot een bedrag van € 7.500,-.