ECLI:NL:RBROT:2021:9233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
ROT 20/2446
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan houder van dieren wegens overtreding van de Wet dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een eiseres, die een boete van € 4.500,- opgelegd kreeg wegens overtredingen van de Wet dieren. De boete was het gevolg van een controle op 26 maart 2019, waarbij een toezichthoudend dierenarts van de NVWA vaststelde dat er bij het vangen van kuikens onnodig pijn en letsel was veroorzaakt. Eiseres voerde aan dat er geen overtreding was begaan en dat de rapporten van de toezichthouder tekortschoten in duidelijkheid en vakbekwaamheid. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder ligt, maar dat de onschuldpresumptie niet in de weg staat aan het vaststellen van een overtreding op basis van bewijsvermoedens. De rechtbank concludeerde dat de toezichthouder voldoende bewijs had geleverd dat er vangletsel was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de houder van de dieren voor de wijze waarop deze worden behandeld, ook als een extern bedrijf wordt ingeschakeld voor het vangen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2446

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,
gemachtigde: [naam 1] ,
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.M. de Vries.

Procesverloop

Bij besluit van 16 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 4.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 26 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] , toezichthoudend dierenarts en senior inspecteur ontwikkeling en ondersteuning bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om de toezichthouder, de directeur van de NVWA en een aantal deskundigen op te roepen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. Dat besluit is op de zitting van 31 augustus 2021 toegelicht.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen de rapporten van bevindingen van alle zaken waarop verweerder zich beroept, te overleggen. Ook dat verzoek heeft de rechtbank afgewezen en toegelicht op de zitting van 31 augustus 2021.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren”.
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening). Verweerder verwijt eiseres dat bij het vangen de kippen onnodig pijn of lijden is berokkend.
Onder punt 1.8 (aanhef en onder d) van genoemde bijlage I staat dat het is verboden de dieren bij kop, oren horens, poten staart of vacht op te tillen of voort te trekken of ze zodanig te behandelen dat hen onnodig pijn of lijden wordt berokkend.
Bij deze overtreding hoort een boetebedrag van € 1.500,- . Verweerder heeft het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van € 4.500,- met toepassing van artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, omdat eiseres eerder op 27 januari 2017 (met een bedrag van € 1.500,-) en 2 juni 2017 (met een bedrag van € 3.000,-) is beboet voor eenzelfde overtreding en er nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Deze boete is gelijk aan de som van de voor de overtreding op te leggen boete en de voor die eerdere overtredingen opgelegde boete.
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen gedateerd 26 maart 2019 van een controle op diezelfde datum bij de [naam slachterij] dat is opgemaakt door een toezichthoudende dierenarts van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:
“Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 04;50 uur in de panklaar afdeling op keurbordes 1 van [naam slachterij] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 3 van mester “ [naam eiseres] ”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens bleek dat de kuikens die op dat moment aan de betreffende slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren (zie foto wisseltijd [naam eiseres] 3 in de bijlage). Ik zag veel dieren met letsel aan de vleugels, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL – 030.
Ik stond voor beide vangletselcontroles voor de uithaler en beoordeelde de kuikens aan de borstzijde. Ik zag om 05:50 uur, tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten, bij bovengenoemd koppel 10 karkassen met een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een donker rode bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 cm (zie video 1). Bij een bandsnelheid van 7.500 dieren per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en er is dus sprake van 4,00% vangletsel. De bloedingen waren donkerrood van kleur en groter dan 3 cm in doorsnede. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal.
Ik zag om 6:30 uur, tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten bij bovengenoemd koppel, 10 karkassen met een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een donker rode bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 cm (zie video 2). Bij een bandsnelheid van 7.500 dieren per uur zag ik dus 250 kuikens voorbij komen en is er dus sprake van 4,00% vangletsel.
De bloedingen waren donkerrood van kleur en groter dan 3 cm in doorsnede. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal.
In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL – 030 NVWA.
Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 4,00% vangletsels bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen voornamelijk de vleugels vergezeld met luxaties of breuken.
Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd, want ik stelde tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring vast dat er veel karkassen van dit koppel ernstig tot zeer ernstig letsel (voornamelijk vleugel) vertoonden. Dit heeft ernstig lijden bij de dieren veroorzaakt.
Ik zag op de laadbon dat de dieren waren gevangen door een vangploeg (zie bijlage laadbon op naam van “ [naam 3] ”.
3. Eiseres voert aan dat niet is bewezen dat er een overtreding is begaan.
Het rapport van bevindingen schiet volgens eiseres tekort. Het ontbreekt aan duidelijkheid, kwaliteit en vakbekwaamheid in de waarneming en beoordeling. De toezichthouder heeft ten onrechte op een aantal belangrijke punten geen onderzoek gedaan naar de transportketen.
Verweerder verwijst naar het rapport van Wageningen University Research (WUR) van januari 2019 waarin wordt gesproken over gemiddeld 4,5% vleugelbloedingen bij vleeskuikens. Dit onderzoek is onvolledig en er is vervolgonderzoek nodig. De NVWA hanteert bovendien een handhavingsnorm van 2% die veel lager is dan het percentage dat in dit onderzoek wordt genoemd.
Verder voert eiseres aan dat de steekproef willekeurig is en de geconstateerde letsels niet enkel door het vangen zijn veroorzaakt. Zij verwijst in dit kader naar een aantal internetartikelen van Pluimveeweb.nl.
Daarnaast voert eiseres aan dat in de tijd en kleurvariatie geen referentiekader bestaat tussen 2 minuten en 12 uur. Er is geen aandacht besteed aan de bepaling van de ouderdom van de bloedingen op basis van kleur, zoals beschreven in de werkinstructie.
Tenslotte stelt eiseres dat de Transportverordening niet van toepassing is op het vangen van pluimvee. Deze verordening treedt in werking op het moment dat het pluimvee de stal verlaat, aldus eiseres.
3.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Daarnaast geldt de vaste jurisprudentie, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van
10 april 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:147), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen, maar dat, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
De stelling van eiseres dat de steekproef bij de telling van letsel willekeurig en niet representatief is, slaagt niet. Uit het rapport van bevindingen van 26 maart 2019 volgt dat de vangletseltellingen hebben plaatsgevonden conform de bijlage 2 bij WLZVL-030 NVWA (de Toelichting vangletseltelling). Daarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat tenminste kuikens uit twee verschillende containers worden geteld. Zoals het CBb heeft overwogen in de uitspraak van 10 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:664) hoeft verweerder zich er niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent alvorens handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel. Zoals volgt uit de Toelichting vangletseltelling en ook blijkt uit het rapport van bevindingen van
26 maart 2019, constateert de toezichthouder eerst dat sprake is van veel letsel en besluit hij vervolgens om een vangletseltelling uit te voeren. De uitkomst van die telling wordt gebruikt om te beoordelen of handhavend wordt opgetreden. De gemiddelde score bij de kuikens van eiseres kwam bij de controle op 26 maart 2019 ruim boven de grenswaarde van 2 procent uit. Het CBb oordeelt in genoemde uitspraak dat de toepassing van deze handhavingsnorm door verweerder niet onredelijk of anderszins onjuist is.
3.3.1.
De controles op vangletsel in de slachterij vinden, zoals hierboven al vermeld, plaats zoals beschreven in de Toelichting vangletseltelling. Als de toezichthoudend dierenarts bij de ante-mortem- en/of post-mortemkeuring aanwijzingen ziet voor een verhoogd percentage letsel door het vangen of laden, is er aanleiding voor het verrichten van een letseltelling bij de ontvederde dieren. Bij die letseltelling worden bloedingen op vleugel, poot of lichaam (alleen borstzijde) geteld die donkerrood van kleur zijn en die tevens drie centimeter of groter zijn. Er wordt maar één letsel per dier geteld. Dit staat ook zo beschreven op het Registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis waarop de toezichthouder het aantal getelde letsels en berekende percentages noteert. In de Toelichting vangletseltelling is het beleid voor het tellen van vangletsel verder uitgewerkt en toegelicht. Daarin staat onder meer: “De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was is ontstaan. Dat noemen we “schade”, er is geen lijden. “Letsel” daarentegen ontstaat bij het dier vanaf vangen tot het dier bewusteloos is t.g.v. de bedwelming; er is sprake van lijden.” Ook uit deze Toelichting volgt dat alleen bloedingen worden geteld aan vleugel, poot of lichaam, vanaf drie centimeter en die tevens donkerrood zijn. In de toelichting zijn ook foto’s opgenomen die een illustratie geven van welke bloedingen wel of niet meegeteld worden.
3.3.2.
De toezichthouder heeft bij de eerste telling 10 karkassen met een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een donkerrode bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 cm aangetroffen. Dat is 4% van de getelde dieren.
Bij de tweede telling van 2 minuten om 6:30 uur constateerde de toezichthouder bij het koppel 10 karkassen met een open of gesloten luxatie van het ellebooggewricht in combinatie met een donkerrode bloeding rondom het geluxeerde ellebooggewricht over een lengte van minimaal 3 cm. Eveneens bij 4% van de getelde dieren.
3.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de kleur van het letsel weliswaar een subjectief element kent maar dat de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA erop zijn getraind om dit te herkennen.
De rechtbank volgt eiseres niet in de stelling dat er in deze zaak aanleiding is om de kennis en kunde van de betreffende toezichthouder over het vangen en transporteren van vleeskuikens naar de slachterij in twijfel te trekken, nu deze stelling zonder nadere onderbouwing is gebleven
.Op de zitting van 31 augustus zijn (in zes zaken) rapporten van vijf verschillende toezichthouders behandeld. Eiseres vindt kennelijk alle vijf deze toezichthouders ondeskundig en of onzorgvuldig. Daarvan mag een gedegen onderbouwing worden verwacht. Dat des te meer omdat eiseres er belang bij heeft om onder de boete uit te komen. Terwijl de toezichthouder opgeleid is als dierenarts, een speciale training heeft gekregen om vangletsel te herkennen en de eed of belofte heeft afgelegd dat zij/hij haar taak plichtsgetrouw en nauwgezet zal vervullen en het opgedragen werk zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal uitoefenen (zie het Eed of belofteformulier sector Rijk in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017). De toezichthouder kan in dat kader worden geacht deskundig te zijn en geen (eigen) belang te hebben bij het constateren van vangletsel. Een dergelijke onderbouwing is er van de zijde van eiseres in het geheel niet gekomen.
De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd door het CBb in de uitspraken van 4 mei 2021 en 6 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470/706). Daar komt bij dat de toezichthouders niet alleen naar de kleur maar ook naar de grootte van de bloeding en het type letsel kijken.
3.5.
De bandsnelheid bij de controle op 26 maart 2019 was 7.500 kuikens per uur. Ook bij die bandsnelheid kan het letsel aan de karkassen voldoende worden beoordeeld door een deskundig dierenarts. Daar komt bij dat vangletsel niet enkel op basis van de kleur van een bloeding wordt vastgesteld. De toezichthouder kijkt ook naar de grootte en het type letsel.
3.6.1.
In uitspraken van 3 april 2020 (onder meer ECLI:NL:RBROT:2020:2809 en 2810) heeft deze rechtbank geconcludeerd dat verweerder in die zaken voldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van vangletsel. In die uitspraken is weergegeven waarom volgens verweerder het letsel dat bij een letseltelling geteld wordt, geen letsel is dat bij het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Het CBb heeft in de genoemde uitspraak van 4 mei 2021 bevestigd dat voldoende aannemelijk is dat als een bloeding donkerrood of paars is en een grootte van 3 cm of meer heeft, de bloeding is ontstaan tijdens het vangen van de kuikens en het laden in de containers. De methode die verweerder gebruikt om vangletsel vast te stellen, is volgens het CBb een deugdelijke methode. De rechtbank wijst er op dat ook in de al genoemde uitspraak van 6 juli 2021 het CBb weer heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door verweerder gehanteerde methode van vangletseltelling niet deugdelijk zou zijn (zie overweging 17 van die uitspraak). Uit die laatste uitspraak blijkt ook nog eens uitdrukkelijk dat ook het CBB van oordeel is dat de Transportverordening ook van toepassing is op het vangen van kippen (zie overweging 6 van die uitspraak).
3.6.2.
In de onder 3.6.1 genoemde vergelijkbare zaken is door verweerder toegelicht dat letsel ontstaan bij transport voornamelijk andersoortig letsel is en een aanzienlijk groter deel van de kuikens treft dan bij vangletsel wordt geconstateerd. Daarnaast gaat de toezichthouder na of zich bij het transport calamiteiten hebben voorgedaan. Ook is in die zaken toegelicht (onder meer met een filmpje over het proces op de slachterij) dat door de toezichthouder geteld letsel niet kan zijn ontstaan op het slachthuis; de kuikens worden aan het begin van het slachtproces, voorafgaand aan het kantelen van de containers, onomkeerbaar bedwelmd en bij bedwelmde kuikens zullen ontstane bloedingen onderhuids nauwelijks uitbreiden omdat ze een zeer lage hartslag hebben en op het slachthuis is het proces te kort om een bloeding van drie centimeter of meer te ontwikkelen; daarnaast is het type letsel dat bij het slachtproces kan ontstaan anders en is er een verschil in kleur.
In de onderhavige zaak heeft verweerder in het verweerschrift een vergelijkbare toelichting gegeven.
Ook is in het verweerschrift uitgebreid toegelicht waarom het letsel niet tijdens het transport kan zijn ontstaan, waarbij verweerder heeft verwezen naar het WUR-rapport van januari 2019.
3.7.
Wat hiervoor is overwogen vindt ook onderbouwing in het rapport van WUR waarop verweerder het bestreden besluit mede heeft gebaseerd. Daarin staat dat de methode van verweerder, namelijk het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vangletsel. Ook volgt uit dit rapport dat niet aannemelijk is dat het transport de oorzaak is voor het ontstaan van letsel. Voor zover uit dit rapport ook blijkt dat bepaald letsel eerst na het vangen is toegenomen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat verweerder dat soort letsel, waaronder vleugeldislocaties en verse (kleine) bloedingen, meetelt bij de vangletseltellingen.
4. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat bij kuikens van eiseres vangletsel is vastgesteld. Voor de rechtbank staat in voldoende mate vast dat de overtreding is begaan.
Dat eiseres een professioneel gecertificeerd bedrijf inhuurt voor het vangen van de kuikens betekent niet dat de overtredingen haar niet verweten kunnen worden. De toezichthouder heeft letsel geconstateerd dat is ontstaan bij het vangen van de kuikens van eiseres. Eiseres is als houder van de dieren verantwoordelijk voor de wijze waarop de dieren worden gevangen door een bedrijf dat zij daarvoor heeft ingeschakeld. Verweerder was bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete.
5. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 30 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven