ECLI:NL:RBROT:2021:864
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. Eiser, eigenaar van een onroerende zaak in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2018, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 395.000,-. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 18 november 2020 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde werd telefonisch gehoord. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in strijd had gehandeld met het 'Black Box'-arrest van de Hoge Raad, omdat hij onvoldoende inzicht had gegeven in de waardebepaling van de onroerende zaak. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden met ruim 11 maanden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- voor eiser. De rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.068,-.