ECLI:NL:GHDHA:2019:12
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- F.G.F. Peters
- U.E. Tromp
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de marktwaarde van onroerende zaken in het kader van de Wet WOZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde waarden van twee onroerende zaken door de heffingsambtenaar van de gemeente Westland. De belanghebbende had de onroerende zaken gekocht met de intentie om de opstallen te slopen en een villa te bouwen. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op € 1.169.000 voor het perceel [A] en € 365.000 voor perceel [B], op basis van de aankoopprijzen gecorrigeerd voor de waardeontwikkeling. De rechtbank had de waarden verlaagd, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn waarden terecht had vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de eigen aankoopprijzen een nauwkeuriger indicatie van de marktwaarde zijn dan verkoopcijfers van andere onroerende zaken. De stelling van de belanghebbende dat hij te veel had betaald vanwege de gelijktijdige aankoop van beide onroerende zaken werd verworpen. Het Hof oordeelde dat de sloopkosten niet in mindering moesten worden gebracht op de vastgestelde waarden, omdat deze kosten verdisconteerd waren in de aankoopprijzen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard.