Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 maart 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres ( [eiseres] )
De Nederlandsche Bank N.V., verweerster (DNB)
Procesverloop
Overwegingen
onverwijldheeft gemeld bij de Financiële inlichtingen eenheid (Financial Intelligence Unit Nederland of FIU). [eiseres] meende niet gehouden te zijn de twee transacties te melden, nu deze zijn geannuleerd en niet evident was dat deze gemeld dienden te worden.
Bij het onderzoek is de toezichthouder niet gebonden aan termijnen. De enige termijn die geldt voor beboeting is de algemene verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 5:45 van de Awb). Ten tijde van het primaire besluit was deze termijn niet verstreken, zodat DNB op dat moment bevoegd was om over te gaan tot het opleggen van de bestuurlijke boetes.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de hoogte van de boetes;
- herroept het primaire besluit voor zover dat ziet op de hoogte van de boetes, legt aan [eiseres] twee boetes op van € 9.500,- en één van € 4.750,- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- bepaalt dat DNB aan [eiseres] € 354,- aan griffierecht vergoedt;
- veroordeelt DNB in de proceskosten van [eiseres] tot een bedrag van € 534,-.