Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 2]( [naam 2] ), beide te [plaats] , appellanten
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 september 2017, zijn de hoger beroepen van [naam 1] B.V. en [naam 2] tegen de besluiten van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) behandeld. De AFM had eerder bestuurlijke boetes opgelegd aan beide appellanten wegens overtredingen van artikel 2:60, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De boetes waren vastgesteld op respectievelijk € 300.000,-- voor [naam 1] en € 200.000,-- voor [naam 2]. De appellanten stelden dat de boetes onterecht waren opgelegd, gezien hun financiële draagkracht. Het College oordeelde dat AFM bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de appellanten niet onredelijk had gehandeld, maar dat de boetes gematigd moesten worden. Het College stelde de boete voor [naam 1] vast op € 150.000,-- en voor [naam 2] op € 100.000,--, rekening houdend met hun financiële situatie en de omstandigheden van de overtredingen. Tevens werd AFM veroordeeld in de proceskosten van beide appellanten en diende het griffierechten te vergoeden.