De deskundige heeft de verwachtingswaarde bij gebrek aan bruikbare referentiegegevens intuïtief vastgesteld op € 7,00 per m². Het oordeel van de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Zeeland-West-Brabant (ECLI:NL:RBROT:2020:10266 en (ECLI:NL:RBZWB:2016:444) over de verwachtingswaarde is voor de deskundige aanleiding geweest om de verwachtingswaarde van het onteigende op een vergelijkbare wijze te benaderen. Uit de door de deskundige opgesomde feiten en omstandigheden (zie 2.6, nummers 1 t/m 5 en blz. 7 t/m 12 van het deskundigenrapport) leidt de rechtbank, evenals de deskundige, af dat het onteigende in de structuurvisie Hoeksche Waard 2009 aangewezen is als locatie voor een transferium. Het begrip transferium wordt als volgt toegelicht: “Ook zouden hier passende horeca- of vergaderaccommodaties ontwikkeld kunnen worden.” De structuurvisie Binnenmaas 2020, die op 7 maart 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld, gaat ook van die mogelijkheid uit. De bedoeling van de gemeente is in het kader van duurzaamheid het carpoolen van de inwoners van de tot de gemeente behorende dorpen te bevorderen. Een busstation als Reedijk (P+R) als een transferium laten functioneren en bijbehorende voorzieningen realiseren, past in de visie van de gemeente. Ook de brief van de huidige gemeente Hoeksche Waard van 5 augustus 2020 geeft aanleiding tot de veronderstelling dat de gemeente een meeromvattende ontwikkeling op de P+R locatie (het onteigende) in beginsel welgezind is. Dat de gesprekken met [naam gedaagde] in verband met de onderhavige procedure zijn opgeschort, betekent niet dat de gemeente afstand van een meeromvattende ontwikkeling op de P+R locatie heeft genomen. De deskundige heeft ter zitting toegelicht dat nog onduidelijk is wat voor soort transferium in het gebied waarin het onteigende ligt, zal worden gerealiseerd. Volgens de deskundige moet daarom aansluiting worden gezocht bij de gangbare praktijk in de agrarische sector, te weten een krappe verdubbeling van de agrarische waarde. Een agrariër, zo is de ervaring van de deskundige, zal bij een niet al te lucratieve ontwikkeling een prijs aanvaarden waarmee hij twee keer zoveel grond kan terugkopen. Het arrest van de Hoge Raad van 27 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3408) waar [naam gedaagde] zich op beroept ter onderbouwing van een hogere verwachtingswaarde gaat naar zijn mening niet op, omdat in die zaak een meer concrete ontwikkeling in het verschiet lag dan hier het geval is. Dat de deskundige is uitgegaan van het bestaan van een zekere verwachtingswaarde acht de rechtbank gelet op de daarvoor gegeven argumenten juist. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is om aan te nemen dat er partijen in de markt zijn die er rekening mee houden dat in het gebied waarin het onteigende ligt meer dan een P+R zal worden ontwikkeld.
Wat de Provincie nog heeft aangevoerd over het ontbreken van verwachtingswaarde bij eliminatie van het bestemmingsplan/de plannen voor het werk waarvoor wordt onteigend maakt dit niet anders. Ook als het bestemmingsplan/de P+R wordt weggedacht zal sprake zijn van enige verwachtingswaarde in verband met een mogelijke lucratieve bestemming voor de (agrarische) grond.
De door [naam gedaagde] bepleite verwachtingswaarde van € 48,92 per m² gaat uit van de aanname dat het door haar voorgestane transferium hoogstwaarschijnlijk zal worden gerealiseerd. Dat acht de rechtbank, gelet op de stand van zaken per peildatum, onvoldoende duidelijk om [naam gedaagde] in deze aanname te volgen. Met de deskundige is de rechtbank van oordeel dat het in een onteigeningsprocedure, waar de peildatum leidend is voor de berekening van de (verwachtings)waarde, niet mogelijk is om uit te gaan van een basisgrondprijs met een meerwaardeclausule op het moment dat de beoogde planologische voorziening definitief is. De optieovereenkomst van [naam gedaagde] en EG Retail kan haar dan ook niet baten. Een overeenkomst waarbij de koper het recht heeft de overeenkomst te ontbinden op het moment dat blijkt dat van een hem welgevallige bestemmingswijziging geen sprake is, kan niet maatgevend zijn bij de bepaling van de verwachtingswaarde.
Naast de onduidelijkheid over de uiteindelijke invulling op en direct grenzend aan het onteigende, behoudens de P+R, bestaat er geen zicht op de (omvang van de) kosten van het bouwrijp maken van het onteigende in relatie tot de door (de adviseur van) [naam gedaagde] genoemde uitgifteprijzen van de gronden.
Hoewel het (per peildatum) nog onduidelijk is wat voor soort transferium er zal worden ontwikkeld kan naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de structuurvisies en de in beginsel welwillende houding van de gemeente, niet worden uitgesloten dat een transferium met P+R overstijgende voorzieningen, bijvoorbeeld een (fastfood)eetgelegenheid, tot de mogelijkheden behoort. De strategische ligging van het onteigende (aan de afslag 21 van de A29 te Heinenoord, grenzend aan het bestaande busstation en in de nabijheid van het bestaande bedrijventerrein Reedijk), in combinatie met de bedoeling van de gemeente om het carpoolen van de inwoners van de tot de gemeente behorende dorpen te bevorderen, zijn daarbij een factor van belang. In die setting is het naar het oordeel van de rechtbank realistisch om te veronderstellen dat een relatief speculatief aangelegde koper bereid zal zijn om meer te betalen voor het onteigende dan de door de deskundige geadviseerde krappe verdubbeling van de agrarische waarde van € 8,00 per m². Een verwachtingswaarde van € 17,00 per m² acht de rechtbank meer op zijn plaats. Hierin zijn verdisconteerd de mogelijke toekomstige ontwikkeling van een transferium waarin de P+R wordt ondergebracht, de onzekerheid wanneer het door de gemeente voorgestane transferium wordt ontwikkeld en de onzekerheid over de bijkomende voorzieningen die op of bij het onteigende gerealiseerd zullen worden. Dat alles leidt ertoe dat de rechtbank de waarde van het onteigende vaststelt op € 25,00 per m² (€ 8,00 per m² voor de agrarische waarde plus € 17,00 per m² als opslag in verband met de verwachtingswaarde).