ECLI:NL:RBROT:2021:11785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/3108
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke boete opgelegd aan houder van pluimvee wegens overtreding van de Wet dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarin eiser, een houder van pluimvee, in beroep ging tegen de opgelegde boetes door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boetes van € 1.500,- per overtreding waren opgelegd wegens het niet naleven van de Wet dieren, specifiek met betrekking tot het vangen van kippen waarbij letsel en lijden aan de dieren was veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister op basis van rapporten van toezichthoudende dierenartsen van de NVWA voldoende bewijs had dat de boetes terecht waren opgelegd. Eiser voerde aan dat de steekproeven willekeurig waren en dat de toezichthouder niet kon garanderen dat de letsels uitsluitend door het vangen waren ontstaan. De rechtbank oordeelde echter dat de NVWA de juiste procedures had gevolgd en dat de bevindingen van de toezichthouders voldoende waren om de boetes te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat eiser verantwoordelijk was voor de wijze waarop de dieren werden gevangen, ook al werd dit gedaan door een gecertificeerd bedrijf. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/3108 en ROT 20/3109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] h.o.d.n. [handelsnaam], te [plaatsnaam ], eiser,

gemachtigde: [naam 1],
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. A.F. Kabiri.

Procesverloop

ROT 20/3108
Bij besluit van 6 oktober 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
ROT 20/3109
Bij besluit van 1 december 2017 (het primaire besluit 2) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting in beide zaken heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Deze twee zaken zijn op zitting gezamenlijk behandeld met de zaak ROT 20/3107 waarin eiser het beroep inmiddels heeft ingetrokken en de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek om een proceskostenveroordeling. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 2], senior toezichthoudend dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Eiser heeft de rechtbank gevraagd om de toezichthouder, de directeur van de NVWA en een aantal deskundigen op te roepen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. Dat besluit is op de zitting van 21 oktober 2021 toegelicht.
Overwegingen
1. Verweerder heeft de boetes opgelegd voor het volgende beboetbare feit:
“Het personeel van de vangploeg voerde zijn werkzaamheden niet op zodanige wijze uit dat de dieren letsel en lijden bespaard bleef en dat hun veiligheid was gegarandeerd”.
Volgens verweerder heeft eiser daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren en met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en bijlage I, hoofdstuk III, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG (de Transportverordening). Verweerder verwijt eiser dat bij het vangen de kippen onnodig pijn of lijden is berokkend. Onder punt 1.8 (aanhef en onder d) van genoemde bijlage I staat dat het is verboden de dieren bij kop, oren, horens, poten, staart of vacht op te tillen of voort te trekken, of ze zodanig te behandelen dat het hun onnodige pijn of onnodig lijden berokkent.
2.1.
Verweerder heeft in ROT 20/3108 zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen van 8 augustus 2017 van een controle op 20 juli 2017 bij het slachthuis [naam slachthuis] te [vestigingsplaats slachthuis], dat is opgemaakt door een toezichthoudende dierenarts van de NVWA met toezichthoudernummer [nummer]. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:
“Datum en tijdstip van de bevinding: donderdag 20-07-2017, omstreeks 20.00 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 20:00 uur in de panklaarafdeling op het keurbordes van [naam slachthuis] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 2 van mester “[naam eiser]”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens en bij navraag aan de chef panklaar, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk afkomstig waren van dit koppel. Ik zag veel dieren met letsel waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren.
Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik bij 625 karkassen 18 karkassen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en 19 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangploeg.
In totaal heb ik van bovengenoemde koppel 2 tellingscontroles van 2 minuten naar vangletsel uitgevoerd. Tussen de controles zat een tijdsbestek van 43 minuten. Ik telde bij de eerste telling 18 en bij de tweede telling 12 dieren met vangletsel. Bij een bandsnelheid van 7500 dieren per uur, zag ik dus 2 maal 250 kuikens voorbij komen en kwam ik op een gemiddelde score van 6,0 % letsel, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen en fracturen van de vleugels. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL – 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis.
Deze ernstige fracturen en kneuzingen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren. Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel.
De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangploeg onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.”
Bij dit rapport zijn een VKI-formulier, het registratieformulier letseltelling en twee foto’s als bijlagen opgenomen.
2.2.
Verweerder heeft in ROT 20/3109 zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen gedateerd 12 september 2017 van een controle op 8 september 2017 bij het slachthuis [naam slachthuis] te [vestigingsplaats slachthuis], dat is opgemaakt door een toezichthoudende dierenarts van de NVWA met toezichthoudernummer [nummer]. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende:
“Datum en tijdstip van de bevindingen: vrijdag 08-09-2017, omstreeks 17.00 uur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 17.06 uur in de panklaarafdeling op het keurbordes van [naam slachthuis] Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-screening van de kuikens afkomstig uit hok 4 van mester “[naam eiser]”. Bij controle van de door het slachthuis op het keurbordes vermelde gegevens en bij navraag aan de chef panklaar, bleek dat de kuikens die op dat moment aan de slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk afkomstig waren van dit koppel. Ik zag veel dieren met letsel waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren.
Bij hetzelfde koppel geslachte dieren zag ik bij 625 karkassen 20 karkassen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en een enkele looppoot en 12 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal middels een vangploeg.
In totaal heb ik van bovengenoemde koppel 2 tellingscontroles van 2 minuten naar vangletsel uitgevoerd. Tussen de controles zat een tijdsbestek van 34 minuten. Ik telde bij de eerste telling 12 en bij de tweede telling 7 dieren met vangletsel. Bij een bandsnelheid van 7500 dieren per uur, zag ik dus 2 maal 250 kuikens voorbij komen en kwam ik op een gemiddelde score van 3,8% letsel, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen van de vleugels en looppoten en fracturen van de vleugels. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA; Bijlage 2 bij WLZVL – 030 NVWA: bijlage bij registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis.
Deze ernstige fracturen en kneuzingen met bloedingen hebben ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren.
Vanuit mijn professionele ervaring als dierenarts concludeer ik daarom uit bovenstaande feiten dat hier sprake is van ernstig dierenletsel.
De houder van het pluimvee op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren nageleefd werden, omdat door de vangploeg onnodige pijn en ernstig lijden bij de dieren is veroorzaakt.”
Bij dit rapport zijn een VKI-formulier en twee foto’s als bijlagen opgenomen.
3. Eiser voert in beide zaken aan dat de NVWA een willekeurige steekproef heeft uitgevoerd. In dit geval ontbreekt een juridische onderbouwing van de boete. Eiser verwijst in dit kader naar een aantal internetartikelen van Pluimveeweb.nl.
Eiser bestrijdt stellig dat de door de toezichthouder geconstateerde letsels als beschreven in het boeterapport allemaal door het vangen zijn gekomen. De betreffende toezichthouder kan niet garanderen dan wel uitsluiten dat er in het hele aanvoertraject geen onregelmatigheden meer hebben plaatsgevonden. Het is onduidelijk hoe er letsel kan ontstaan aan de vleugels, nu de vleeskuikens worden gevangen door een IKB-PSB gecertificeerd pluimveeservicebedrijf.
Eiser trekt de deskundigheid van de toezichthoudende dierenarts met toezichthoudernummer [nummer] met betrekking tot de kennis en kunde rond het vangen en transporteren van de vleeskuikens naar de slachterij in twijfel. Het kan zo zijn dat de kippen tijdens het traject van het vangen tot de aankomst op de slachterij schrik of stress hebben ervaren. Bijna in alle gevallen reageert een kip hierop door te gaan fladderen en met de vleugels te gaan slaan. Hierdoor kunnen bloeduitstortingen bij het dier ontstaan. Er zijn zeven momenten te noemen waarop bij de kip letsel kan ontstaan. De door verweerder gehanteerde werkwijze kan een indicatie geven, maar vormt geen gegronde reden voor het opleggen van een boete.
Met deze waarnemingen kan de toezichthouder nooit de kleur rood herleiden tot het moment van het veroorzaken van het letsel om de eenvoudige reden dat er tussen 2 en 720 minuten erg veel momenten zijn waarin de schade veroorzaakt is.
Volgens eiser heeft verweerder onjuiste conclusies getrokken uit de geconstateerde feiten. Er zullen werkbare, reële afspraken moeten worden gemaakt en er zal een representatieve controlemethode moeten komen. Ingeval van voetzoollaesies is dit wel goed geregeld, aldus eiser.
3.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Daarnaast geldt de vaste jurisprudentie, zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in onder meer de uitspraak van
10 april 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:147), dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen, maar dat, indien die bevindingen gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
De stelling van eiser dat de steekproef bij de telling van letsel willekeurig en niet representatief is, slaagt niet. Uit de rapporten van bevindingen van 8 augustus 2017 en van 12 september 2017 volgt dat de vangletseltellingen zijn gedaan volgens de Toelichting vangletseltelling (bijlage 2 bij WLZVL-030 NVWA). Daarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat tenminste kuikens uit twee verschillende containers worden geteld. Zoals het CBb heeft overwogen in de uitspraak van 10 december 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:664) hoeft verweerder zich er niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent alvorens handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel. Zoals volgt uit de Toelichting vangletseltelling en ook blijkt uit de tweede en derde alinea, in onderlinge samenhang bezien, van de rapporten van bevindingen van 8 augustus 2017 en van 12 september 2017 constateert de toezichthouder eerst dat sprake is van veel letsel en besluit hij vervolgens om een telling uit te voeren. De uitkomst van die telling wordt gebruikt om te beoordelen of handhavend wordt opgetreden. De gemiddelde score bij de kuikens van eiser kwam bij de controles op 20 juli 2017 en op 8 september 2017 ruim boven de grenswaarde van 2 procent uit. Het CBb oordeelt in de genoemde uitspraak dat de toepassing van deze handhavingsnorm door verweerder niet onredelijk of anderszins onjuist is.
3.3.1.
De controles op vangletsel in de slachterij vinden, zoals hierboven al vermeld, plaats zoals beschreven in de Toelichting vangletseltelling. Als de toezichthoudend dierenarts bij de ante-mortem- en/of post-mortemkeuring aanwijzingen ziet voor een verhoogd percentage letsel door het vangen of laden, is er aanleiding voor het verrichten van een letseltelling bij de ontvederde dieren. Bij die letseltelling worden bloedingen op vleugel, poot of lichaam (alleen borstzijde) geteld die donkerrood van kleur zijn en die tevens drie centimeter of groter zijn. Er wordt maar één letsel per dier geteld. Dit staat ook zo beschreven op het Registratieformulier letseltelling pluimveeslachthuis waarop de toezichthouder het aantal getelde letsels en berekende percentages noteert. In de Toelichting vangletseltelling is het beleid voor het tellen van vangletsel verder uitgewerkt en toegelicht. Daarin staat onder meer: “De grootte en kleur van de bloeding geeft informatie over de ouderdom van de bloeding. Een bloeding van één centimeter of kleiner, die helderrood van kleur is, is minder dan twee minuten oud. Dit betekent dat deze bloeding tijdens het slachtproces en nadat het dier bewusteloos of dood was is ontstaan. Dat noemen we “schade”, er is geen lijden. “Letsel” daarentegen ontstaat bij het dier vanaf vangen tot het dier bewusteloos is t.g.v. de bedwelming; er is sprake van lijden.” Ook uit deze Toelichting volgt dat alleen bloedingen worden geteld aan vleugel, poot of lichaam, vanaf drie centimeter en die tevens donkerrood zijn. In de toelichting zijn ook foto’s opgenomen die een illustratie geven van welke bloedingen wel of niet meegeteld worden bij de letseltelling.
3.3.2.
De toezichthouder heeft volgens het boeterapport in ROT 20/3108 bij 625 karkassen 18 karkassen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en 19 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels gezien. Bloedingen van deze aard zijn volgens de toezichthouder in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangploeg. Dit heeft aanleiding gegeven tot het doen van een vangletseltelling. De toezichthouder heeft bij de eerste telling 18 en bij de tweede telling 12 dieren met letsel geteld. Bij een bandsnelheid van 7.500 dieren per uur was de gemiddelde score 6,0 % letsel, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen van de vleugels en fracturen van de vleugels.
De toezichthouder heeft volgens het boeterapport in ROT 20/3109 bij 625 karkassen 20 karkassen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van de vleugels en een enkele looppoot en 12 fracturen met forse donkerrode tot paarse bloedingen groter dan 3 cm van voornamelijk de vleugels gezien. Bloedingen van deze aard zijn volgens de toezichthouder in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal door een vangploeg. Dit heeft aanleiding gegeven tot het doen van een vangletseltelling. De toezichthouder heeft bij de eerste telling 12 en bij de tweede telling 7 dieren met letsel geteld. Bij een bandsnelheid van 7.500 dieren per uur was de gemiddelde score 3,8% letsel, bestaande uit ernstige tot zeer ernstige bloedingen van de vleugels en looppoten en fracturen van de vleugels.
Volgens de toezichthoudende dierenarts hebben deze ernstige fracturen en kneuzingen met bloedingen in beide zaken ertoe geleid dat deze dieren vanaf het ontstaan van het letsel en vervolgens tijdens het vervoer tot aan de slacht, hevige pijn en stress hebben ervaren.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat voor beide zaken geldt dat de tweede en derde alinea van het rapport van bevindingen in samenhang moeten worden gelezen. In de tweede alinea van het rapport staat de aanleiding beschreven voor de verrichte vangletseltellingen, die worden beschreven in de derde alinea van het rapport. Nu uit beide rapporten volgt dat de vangletseltellingen hebben plaatsgevonden volgens de werkwijze zoals die is beschreven in de Toelichting vangletseltelling en uit de tweede alinea in beide rapporten blijkt dat er donkerrode tot paarse bloedingen van groter dan 3 cm zijn geconstateerd, is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de boetes niet op deze rapporten kunnen worden gebaseerd.
3.4.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vaststelling van de kleur van het letsel weliswaar een subjectief element kent, maar dat de toezichthoudend dierenartsen van de NVWA erop zijn getraind om dit te herkennen. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat er een aanzienlijk verschil zit tussen de kleur van een verse bloeding en die van een oudere bloeding waarvan het bloed al (deels) gestold is of onderhuids verkleurd en dat dit verschil door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld, ook bij een bandsnelheid als hier aan de orde. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd door het CBb in de uitspraken van 4 mei 2021 en 6 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470/706). Daar komt bij dat de toezichthouders niet alleen naar de kleur maar ook naar de grootte van de bloeding en het type letsel kijken.
3.5.1.
De bandsnelheid bij de controles op 20 juli 2017 en 8 september 2017 was 7.500 kuikens per uur. Ook bij die bandsnelheid kan het letsel aan de karkassen voldoende worden beoordeeld door een deskundig dierenarts. Daar komt bij dat vangletsel niet enkel op basis van de kleur van een bloeding wordt vastgesteld. De toezichthouder kijkt ook naar de grootte en het type letsel.
3.5.2.
Het betoog van eiser dat in dit geval vraagtekens kunnen worden gezet bij de deskundigheid van de toezichthoudende dierenarts, die in beide zaken de controle heeft verricht, slaagt niet, nu dit betoog zonder nadere onderbouwing is gebleven. De ter zitting aanwezige senior toezichthoudende dierenarts, [naam 2], heeft toegelicht dat toezichthouders een gedegen interne opleiding van negen maanden volgen. Voordat zij zelfstandig aan de slag gaan, moeten zij eerst een stage hebben gelopen waarbij alle onderdelen van het slachtproces aan bod zijn gekomen. Zij hebben meerdere keren meegelopen met een ervaren dierenarts voordat zij zelfstandig controles gaan verrichten.
3.6.1.
In uitspraken van 3 april 2020 (onder meer ECLI:NL:RBROT:2020:2809 en 2810) heeft deze rechtbank geconcludeerd dat verweerder in die zaken voldoende heeft gemotiveerd dat sprake was van vangletsel. In die uitspraken is weergegeven waarom volgens verweerder het letsel dat bij een letseltelling geteld wordt, geen letsel is dat bij het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Het CBb heeft in een uitspraak van 4 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:470) bevestigd dat voldoende aannemelijk is dat als een bloeding donkerrood of paars is en een grootte van 3 cm of meer heeft, de bloeding is ontstaan tijdens het vangen van de kuikens en het laden in de containers. De methode die verweerder gebruikt om vangletsel vast te stellen, is volgens het CBb een deugdelijke methode. De rechtbank wijst er op dat in de uitspraak van 6 juli 2021 het CBb weer heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat de door verweerder gehanteerde methode van vangletseltelling niet deugdelijk zou zijn (zie overweging 17 van die uitspraak). Uit die laatste uitspraak blijkt ook nog eens uitdrukkelijk dat ook het CBB geoordeeld heeft dat de Transportverordening ook van toepassing is op het vangen van kippen (zie overweging 6 van die uitspraak).
3.6.2.
In de twee onder 3.6.1 genoemde twee vergelijkbare zaken is door verweerder toegelicht dat letsel ontstaan bij transport voornamelijk andersoortig letsel is en een aanzienlijk groter deel van de kuikens treft dan bij vangletsel wordt geconstateerd. Daarnaast gaat de toezichthouder na of zich bij het transport calamiteiten hebben voorgedaan. Het kantelen van de containers is na een verbetertraject in 2016/2017 zodanig verbeterd dat dat niet tot verwondingen als hier geconstateerd kan leiden. Het type letsel dat bij het slachtproces kan ontstaan is anders en er is een verschil in kleur ten opzichte van het vangletsel. In de onderhavige zaak heeft verweerder in het verweerschrift een vergelijkbare toelichting gegeven. In het verweerschrift in de onderhavige zaak heeft verweerder toegelicht waarom het letsel niet tijdens het transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan, waarbij verweerder heeft verwezen naar het rapport van de Wageningen University & Livestock Research (WUR) van januari 2019.
3.6.3.
Voor zover eiser ter zitting heeft gesteld dat het bewijs van afkeuring en het slachtrapport twijfel oproepen over de constateringen in de rapporten van bevindingen, volgt de rechtbank dit niet. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat een bewijs van afkeuring betrekking heeft op ziekelijke afwijkingen als gevolg waarvan het vlees moet worden afgekeurd, en geen betrekking heeft op aspecten van dierenwelzijn waartoe vangletsel behoort. In een slachtrapport wordt ingegaan op de kwaliteit van het vlees en wordt evenmin aandacht besteed aan aspecten van dierenwelzijn. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van het CBb van 6 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:706).
3.7.
In het rapport van WUR, waarop verweerder de bestreden besluiten mede heeft gebaseerd, staat dat de methode van verweerder, namelijk het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vangletsel. Ook volgt uit dit rapport dat niet aannemelijk is dat het transport de oorzaak is voor het ontstaan van letsel. Voor zover uit dit rapport ook blijkt dat bepaald letsel eerst na het vangen is toegenomen, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat verweerder dat soort letsel, waaronder vleugeldislocaties en verse (kleine) bloedingen, meetelt bij de vangletseltellingen.
4. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat bij kuikens van eiser vangletsel is vastgesteld. Voor de rechtbank staat in beide zaken in voldoende mate vast dat de overtreding is begaan.
Dat eiser een professioneel gecertificeerd bedrijf inhuurt voor het vangen van de kuikens betekent niet dat de overtredingen haar niet verweten kunnen worden. De toezichthouder heeft letsel geconstateerd dat is ontstaan bij het vangen van de kuikens van eiser. Eiser is als houder van de dieren verantwoordelijk voor de wijze waarop de dieren worden gevangen door een bedrijf dat hij daarvoor heeft ingeschakeld. Verweerder was bevoegd eiser daarvoor in beide zaken een boete op te leggen.
5. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete.
6. De beroepen zijn dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 december 2021.
griffier rechter
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven