ECLI:NL:RBROT:2019:8214
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- B. van Velzen
- M.J.F.J. van Beek
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd aan bestuurder wegens overtreding van de Wet handhaving consumentenbescherming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] en [verzoeksters] tegen een besluit van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM had op 6 mei 2019 aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). De AFM stelde dat [verzoeker] als medepleger van de overtreding kon worden aangemerkt, omdat hij feitelijk leiding gaf aan de activiteiten van de rechtspersonen die betrokken waren bij de overtreding. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, hoewel [verzoeker] mogelijk feitelijk leidinggever was, hij niet als medepleger kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de AFM niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verzoeker] en de rechtspersonen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en werd het besluit tot openbaarmaking van de last onder dwangsom geschorst. Tevens werd de AFM veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [verzoeker] en [verzoeksters].