Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[Naam], wonende te [plaats] opposant,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het verzet gegrond,
- verklaart zich onbevoegd.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure over de bevoegdheid van de bestuursrechter met betrekking tot een verzoek om dossierinzage in het kader van de Jeugdwet. Opposant had op 16 november 2015 verzocht om inzage in het dossier van zijn (biologische) dochter, maar de verweerder, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, had dit verzoek afgewezen. De rechtbank had eerder op 9 mei 2016 zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat het verzoek niet als een aanvraag onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. Opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, stellende dat zijn verzoek ten onrechte was opgevat als een beslissing tot ondertoezichtstelling.
De rechtbank heeft in deze uitspraak de vraag beantwoord of zij terecht onbevoegd was verklaard. De rechtbank concludeert dat met de inwerkingtreding van de Jeugdwet een ander wettelijk regime is ontstaan ten opzichte van de Wet op de jeugdzorg. Dit nieuwe regime leidt ertoe dat de verweerder niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt in het kader van het dossierinzageverzoek. Hierdoor is de bestuursrechter niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep en dient opposant zich tot de civiele rechter te wenden. De rechtbank verklaart het verzet gegrond, maar blijft bij haar eerdere oordeel dat zij onbevoegd is.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures in jeugdzorgzaken en de specifieke regels die gelden onder de Jeugdwet. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en de beslissing kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.