ECLI:NL:GHDHA:2021:827
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een raadsheer in een hoger beroep inzake jeugdbescherming en dossierinzage
In deze zaak heeft de vader, verzoeker in hoger beroep, een wrakingsverzoek ingediend tegen één van de drie behandelend raadsheren van het Gerechtshof Den Haag. Het hof heeft besloten het wrakingsverzoek buiten behandeling te laten en de inhoudelijke behandeling van de zaak voort te zetten. Dit besluit is genomen in het licht van een eerdere beslissing van de wrakingskamer, die had bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen. Het hof overweegt dat het wrakingsverzoek niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld door de Hoge Raad, omdat het verzoek niet is onderbouwd met feiten die de onpartijdigheid van de zittingsrechter in twijfel trekken. De vader had eerder al een verzoek tot wraking ingediend, dat was afgewezen, en het hof concludeert dat de herhaalde wrakingsverzoeken een te grote belasting vormen voor de capaciteit van het hof. De vader had in hoger beroep verzocht om volledige dossierinzage van de gecertificeerde instelling, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek van de vader om dossierinzage werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vader geen recht heeft op inzage in het volledige dossier, maar enkel in zijn eigen persoonsgegevens. Het hof volgt deze redenering en wijst het hoger beroep van de vader af.