ECLI:NL:RBROT:2016:6325
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtredingen van de Warenwet en de hygiënevoorschriften voor levensmiddelenbedrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vennootschap onder firma [naam] en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De vennootschap, eiseres, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, verweerder, waarin het bezwaar tegen twee bestuurlijke boetes van elk € 1.050,00 wegens het niet schoon of niet goed onderhouden van bedrijfsruimten ongegrond was verklaard. De inspecties van de NVWA hadden geconstateerd dat de bedrijfsruimten niet voldeden aan de hygiënevoorschriften zoals vastgelegd in de Warenwet en de bijbehorende verordeningen. Tijdens de zitting op 21 juli 2016 werd de vraag opgeworpen of de processen-verbaal van de inspecties waren opgemaakt door beëdigde buitengewoon opsporingsambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de akten van beëdiging voldoende bewijs boden voor de bevoegdheid van de inspecteurs en dat de processen-verbaal voldoende bewijs kracht hadden. De rechtbank concludeerde dat de boetes terecht waren opgelegd en dat er geen aanleiding was om het onderzoek te heropenen. Eiseres had ook betoogd dat de boetes gematigd moesten worden wegens gebrek aan draagkracht, maar de rechtbank oordeelde dat de opgelegde boetes niet onevenredig waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die matiging rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.