ECLI:NL:RBROT:2015:1722

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
AWB-14_1292
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens overtreding van hygiënevoorschriften in de levensmiddelenbereiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam] B.V. en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseres, [naam] B.V., kreeg een boete van € 525,- opgelegd wegens overtreding van de hygiënevoorschriften zoals vastgelegd in het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. De boete was het gevolg van een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 24 juli 2013, waaruit bleek dat de temperatuur van onverpakt vlees in de koelwerkbank meer dan 14°C bedroeg, wat in strijd is met de geldende voorschriften.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 11 februari 2015 heeft eiseres aangevoerd dat de overtreding haar niet kon worden toegerekend vanwege overmacht; de koeling zou zijn uitgevallen op het moment van de controle. Eiseres heeft een reparatienota overgelegd en stelde dat zij direct maatregelen had genomen door het vlees weg te gooien en de koelwerkbank te laten repareren.

De rechtbank oordeelde dat de overtreding vaststond en dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen. De rechtbank vond geen reden om de overtreding minder verwijtbaar te achten, noch om de boete te verlagen. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde overmacht niet aannemelijk was, aangezien de problemen met de koelinstallatie niet als plotseling en onvoorzien konden worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
Zaaknummer: ROT 14/1292

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2015 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats], eiseres,

gemachtigde:[naam],
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een boete van € 525,- opgelegd wegens overtreding van de hygiënevoorschriften.
Bij besluit van 16 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Janssens en drs. R. Ramsoedh.

Overwegingen

1. In artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen is bepaald dat het verboden is eet- en drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te vervoeren, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften.
2. In artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen is bepaald dat eet- of drinkwaren of grondstoffen, welke gekoeld moeten worden bewaard teneinde microbiologisch bederf of de uitgroei van pathogene bacteriën tegen te gaan, zodanig moeten worden vervoerd of in voorraad moeten worden gehouden dat de temperatuur van de waar ten hoogste 7°C bedraagt voor zover door de bereider geen bijzondere bewaartemperatuur op de voorverpakking is vermeld of de waar niet is voorverpakt.
3. Op grond van artikel 32b, eerste lid, van de Warenwet in verbinding met de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt overtreding van artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 15, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen beboet met een bedrag van € 525,-, dit voor zover bij de natuurlijke of rechtspersoon op de dag van de overtreding minder dan 50 werknemers in dienst waren.
4. Uit het proces-verbaal van 16 oktober 2013 blijkt dat naar aanleiding van klachten van consumenten een controleambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de door eiseres gedreven onderneming “[naam]” in [plaats] heeft gecontroleerd op 24 juli 2013 en toen heeft vastgesteld dat de temperatuur van het onverpakte vlees dat werd bewaard in koellades van een koelwerkbank van “[naam]” meer dan 14oC bedroeg.
5. Wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 15, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd ter hoogte van het wettelijk gefixeerde boetebedrag van € 525,-. Verweerder heeft eiseres onder toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet gehoord naar aanleiding van haar bezwaarschrift.
6. Eiseres betwist in beroep de overtreding niet, maar zij stelt dat deze haar niet is toe te rekenen vanwege overmacht. Eiseres stelt dat de motor van de koeling was uitgevallen net op het moment van de controle. Een van haar medewerkers constateerde tegelijkertijd met de controleambtenaar dat de koelwerkbank kapot was en heeft diezelfde avond nog een reparateur laten komen om de koelwerkbank te laten repareren. Eiseres heeft een reparatienota van 24 juli 2013 overgelegd. Eiseres stelt direct maatregelen te hebben getroffen en het vlees te hebben weggegooid. Voorts voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord in bezwaar.
7. In haar bezwaarschrift heeft eiseres zich er alleen op beroepen dat sprake zou zijn van overmacht. De achtergrond daarvan had zij voorafgaande aan het primaire besluit uitvoerig toegelicht in haar naar aanleiding van de voorgenomen boeteoplegging ingediende schriftelijke zienswijze. Op voorhand kon redelijkerwijs geen twijfel over bestaan dat het bezwaar niet tot een andersluidend besluit kon leiden. Gelet hierop heeft verweerder tot het oordeel kunnen komen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, zodat ervan kon worden afgezien haar in bezwaar te horen. Dat eiseres (tevergeefs) gewacht heeft op een uitnodiging voor een hoorzitting om daar meer punten aan de orde te stellen komt voor haar eigen rekening.
8. Naar het oordeel van de rechtbank staat de door NVWA geconstateerde overtreding – die als zodanig ook niet is bestreden – vast, zodat verweerder bevoegd was om ter zake van deze overtreding op grond van artikel 32b, eerste lid, van de Warenwet een bestuurlijke boete op te leggen.
9. Bij eiseres zijn minder dan 50 werknemers in dienst. De in geding zijnde boete is wettelijk gefixeerd op een bedrag van € 525,-. De rechtbank ziet in dat wat eiseres heeft gesteld geen reden om de overtreding niet of minder verwijtbaar te achten noch bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, op grond waarvan de boete verlaagd zou moeten worden. Achteraf ondernomen herstelacties doen aan de overtreding zelf niet af. Er is ook geen enkele aanleiding om een overmachtssituatie aan te nemen, zoals eiseres stelt. Uit de door eiseres overgelegde reparatienota blijkt dat er te weinig lucht over de condensor kwam en de monteur heeft, blijkens de nota, het mankement opgelost door het filterdoek en de gaatjes in de deur schoon te maken. Hieruit concludeert de rechtbank dat er geen sprake was van een plotselinge en niet te voorziene gebeurtenis, op grond waarvan eiseres de te hoge vleestemperatuur niet of minder verwijtbaar zou kunnen zijn. Ook de hoogte van de gemeten temperatuur wijst er niet op dat de koelkast pas tijdens of vlak voor het bezoek van de controleur stuk is gegaan.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A. Schreuder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij College van Beroep voor het bedrijfsleven.