In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en [Rechtspersoon 1] en [Rechtspersoon 3]. De ACM had aan [Rechtspersoon 1] twee bestuurlijke boetes van in totaal € 350.000,- en twee lasten onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen van artikel 23 van de Luchtvaartverordening en artikel 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in samenhang met artikel 6:193b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank oordeelde dat de ACM de sancties terecht had opgelegd, ondanks dat [Rechtspersoon 1] inmiddels was gefuseerd met [Rechtspersoon 2] en de naam had gewijzigd in [Rechtspersoon 3]. De rechtbank oordeelde dat de sancties aan [Rechtspersoon 3] moesten worden opgelegd als rechtsopvolgster van [Rechtspersoon 1]. De rechtbank concludeerde dat de ACM had gehandeld in overeenstemming met de wet en dat de opgelegde boetes en lasten onder dwangsom standhielden. De rechtbank benadrukte dat de ACM de regels omtrent transparantie in de luchtvaartsector had geschonden door ondoorzichtige prijsstelling en het vooraf aanvinken van optionele elementen in offertes. De rechtbank verwierp de argumenten van [Rechtspersoon 1] en [Rechtspersoon 3] dat de boetes te hoog waren en dat er geen sprake was van overtredingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boetes en lasten onder dwangsom.