Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Autoriteit Consument en Markt(ACM)
[naam 1] B.V.( [naam 1] ) en
[naam 2] B.V.( [naam 2] ), beide te [plaats]
[naam 1] en [naam 2]
en
ACM.
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
€ 1.190.000,- wegens overtredingen van de artikelen 8.2, 8.5 en 8.8 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in samenhang met de artikelen 6:193c, 6:193d, 6:193e, 6:193f, 6:193g, 3:15d en 7:46c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
€ 50.000,-;
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
btw-nummer. Hiermee is de identiteit van [naam 1] dus wel degelijk op de landingspagina’s vermeld. Dit brengt mee dat de rechtbank ten onrechte een overtreding van artikel 3:15d BW heeft aangenomen.
Dat deze informatie thans wel op de door ACM voorgestane wijze op de website van [naam 1] is vermeld, wat hier van zij, doet aan het vorenstaande niet af.
Volgens ACM in randnummer 69 van het primaire besluit zal de consument die op de landingspagina komt van [naam 4] waar hij wordt uitgenodigd een test te doen, niet alert zijn op informatie over het aanbod voor een abonnement op een sms-dienst. Daar komt volgens ACM bij dat de landingspagina’s zodanig zijn ingericht dat de aandacht van de consument wordt getrokken door de centraal op de pagina geplaatste en op de banner aangekondigde test. De hiervoor omschreven, in de opvatting van ACM misleidende informatie, vormt, gelet op de weergave van die informatie (in grote lettertypen, centraal op het beeldscherm en voorzien van passende illustraties), de belangrijkste boodschap van de internet-uiting. De wervende tekst bovenaan de internet-uitingen verwijst weliswaar naar een abonnement op games, maar deze tekst is in relatief kleine letters weergegeven. Voorts is de tekst weergegeven in een letterkleur die matig contrasteert met de achtergrondkleur. Ten slotte blijkt uit deze wervende tekst niet dat de consument als hij de test helemaal doorloopt, een abonnement op games afsluit. De tekst onderaan de pagina kan volgens ACM evenmin afdoen aan het misleidende karakter van de informatie die met de internet-uitingen aan de consument wordt gegeven.
In dit verband verwijst het College ook naar de uitspraak van het College van Beroep van
6 april 2010, waarin een uitspraak van de Reclame Code Commissie van 10 december 2009 ter zake van een klacht over een reclame-uiting op de website www. [naam 5] voor een abonnement op ‘funsounds’ is vernietigd. De klacht in die procedure had mede betrekking op de wijze waarop [naam 1] de betreffende sms-dienst aanbiedt. Het College van Beroep oordeelde dat de uitnodiging om aan de, in dat geval, prijsvraag mee te doen en de daarbij relatief zeer groot afgebeelde iPhones in diverse aantrekkelijke kleuren, in het licht van de verdere inhoud van het aanmeldscherm zeer in het oog springend en sterk overheersend zijn. Daardoor lijkt de informatie over de betaalde abonnementsdienst van ondergeschikt belang. Mede gelet hierop acht het College van Beroep het aannemelijk dat de consument wiens aandacht door de uiting is getrokken en die besluit om op een van de gekleurde iPhones te klikken, dat in de meeste gevallen zal doen om deel te nemen aan de prijsvraag, en niet met het primaire doel om zich te abonneren op “funsounds”. Deze dienst wordt overigens in de uiting ook niet inhoudelijk toegelicht. Uit de uiting blijkt niet, althans onvoldoende, dat het meedoen aan de prijsvraag impliceert dat men zich abonneert op “funsounds”. De consument had hierover volgens het College van Beroep duidelijk moeten worden geïnformeerd, nu het ontbreken van die informatie ertoe kan leiden dat hij zich onbedoeld en onbewust abonneert op een betaalde abonnementsdienst. Daar komt bij dat het onderhavige medium een duidelijke informatieverstrekking noodzakelijk maakt, nu de consument doorgaans vluchtig kennis neemt van de informatie op een beeldscherm.
sms-dienst. Naar haar oordeel is het enkel opnemen op de landingspagina’s van een link met het kopje “Geschikte toestellen” onvoldoende om deze informatie over te brengen aan de consument. Daaraan doet niet af dat de link verwijst naar een lijst waarin de specificaties van mobiele telefoons zijn opgenomen, die - naar [naam 1] en [naam 2] stellen - wordt bijgehouden door een door [naam 1] ingeschakeld bureau. Het opnemen van deze informatie in de link “Algemene spelvoorwaarden” en “Specifieke voorwaarden” voldoet niet aan het vereiste van artikel 6:139d, derde lid, BW, omdat dit niet voldoende rechtstreeks en transparant is.
Ingevolge artikel 6:193e, aanhef en onder a, BW is in het geval van een uitnodiging tot aankoop de volgende informatie, voor zover deze niet reeds uit de context blijkt, essentieel als bedoeld in artikel 193d, tweede lid, BW: de voornaamste kenmerken van het product, in de mate waarin dit gezien het medium en het product passend is.
tv-reclames. Ten tijde van de overtredingen was het immers vaste nationale jurisprudentie dat aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk hoeven plaats te vinden, in elke vorm kunnen geschieden en besloten kunnen liggen in een of meer gedragingen.
tv-reclames geen of onduidelijke informatie gegeven. De rechtbank is met ACM van oordeel dat het tijdens de tv-reclames vermelden van een website daartoe niet volstaat, omdat deze onvoldoende opvalt voor de gemiddelde consument. Als de consument naar aanleiding van de tv-reclame reageert door het sturen van een sms-bericht wordt in het retour ontvangen
sms-bericht met ontvangstbevestiging geen melding meer gemaakt van een website waar meer informatie gevonden kan worden. Gelet op het vluchtige karakter van de tv-reclames waarbij de consument direct kan reageren door het versturen van een sms-bericht, is de wijze waarop is verwezen naar een website geen passende maatregel als bedoeld in artikel 6:193d, vierde lid, BW.
€ 25.000,-. Ter zake van overtreding VIII is de rechtbank niet gebleken dat ACM bij het vaststellen van de hoogte van de voor deze overtreding opgelegde boete rekening heeft gehouden met een zekere samenloop tussen deze overtreding en die van artikel 6:193d in samenhang met artikel 6:193e, aanhef en onder a, van het BW. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de boete te matigen tot een bedrag van € 25.000,-.
nr. 3, p. 91) is onder meer het volgende overwogen:
De rechtbank heeft op grond van de evenredigheidstoets van de hoogte van deze boete aanleiding gezien voor matiging van de door ACM opgelegde boete van
€ 50.000,- tot een bedrag van € 25.000,-. Het feit dat de rechtbank een deel van hetgeen [naam 1] en [naam 2] verweten werd, niet bewezen achtte, heeft daartoe niet bijgedragen, zodat het feit dat het College het oordeel van de rechtbank in deze onjuist heeft geacht niet tot verhoging van de opgelegde sanctie hoeft te leiden. Zoals het College in ov. 11.6 hiervoor heeft geoordeeld wordt geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. De hoogte van de boete voor deze overtreding blijft derhalve € 25.000,-.
Voor de overtreding van artikel 8.5 Whc in samenhang met artikel 7:46c, tweede lid, BW, welke overtreding in hoger beroep door [naam 1] en [naam 2] niet is bestreden, heeft ACM de basisboete vastgesteld op € 40.000.-. ACM heeft deze overtreding als ernstig gekwalificeerd, omdat overtreding van de informatieverplichtingen bij een koop op afstand het vertrouwen van de consumenten ernstig beschadigt. De rechtbank is van oordeel dat de door ACM voor deze overtreding opgelegde boete van € 40.000,- niet onevenredig is.
In hetgeen [naam 1] en [naam 2] op dit punt in hoger beroep naar voren hebben gebracht ziet het College geen aanleiding het oordeel van de rechtbank voor onjuist te houden.
Het College heeft in ov. 6.7 geoordeeld dat de aangevallen uitspraak, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een overtreding van artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder a, BW en dat ACM derhalve niet bevoegd was om hiervoor een boete (basisboete van € 250.000,-) op te leggen, voor vernietiging in aanmerking komt. Met dit oordeel herleeft het bestreden besluit op dit punt. In het bestreden besluit heeft ACM deze overtreding naar zijn aard als zeer ernstig gekwalificeerd. Het College ziet in hetgeen [naam 1] en [naam 2] op dit punt naar voren hebben gebracht geen aanleiding voor een ander oordeel. De overtreden bepaling omvat de kern van de consumentenbescherming en daarmee het doel van de Wet OHP en de Whc. Voorts neemt het College bij dit oordeel in aanmerking dat [naam 1] een grote speler in de markt is.
Met het oordeel van het College in ov. 7.8 dat ACM niet bevoegd was voor deze overtreding een boete op te leggen kan de boete niet in stand blijven.
€ 150.000,-. Daarbij neemt het College in aanmerking dat deze overtreding niet als zeer ernstig, maar als ernstig moet worden gekwalificeerd. Voor het College is voldoende komen vast te staan dat de gemiddelde consument wist dat hij een abonnement afsloot. Bovendien wordt dit [naam 1] en [naam 2] ook niet verweten.
In hetgeen [naam 1] en [naam 2] op dit punt naar voren hebben gebracht ziet het College geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
Beslissing
- herroept het primaire besluit zoals in ov. 14.2 is overwogen en bepaalt de totale hoogte van de boete, inclusief de vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn, op € 686.250;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 466,- aan [naam 1] en [naam 2] te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [naam 1] en [naam 2] tot een bedrag van