ECLI:NL:RBROT:2015:187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
15 januari 2015
Zaaknummer
ROT 14/3627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in verband met onrechtmatig handelen in zorgtrajectplan

In deze zaak heeft eiser verzocht om een schadevergoeding van € 1,- wegens schade die zou zijn ontstaan door verondersteld onrechtmatig handelen in het kader van een zorgtrajectplan uit 2009. De rechtbank Rotterdam heeft op 16 januari 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van eiser werd afgewezen. De rechtbank overwoog dat toegang tot de bestuursrechter alleen openstaat indien de gestelde schade kan worden gerelateerd aan een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het zorgtrajectplan, dat door eiser was ondertekend, werd als een besluit beschouwd, maar de verdere gedragingen van de gemeenteambtenaar vielen buiten de toetsing van de bestuursrechter. De rechtbank stelde vast dat het zorgtrajectplan onherroepelijk was en dat er geen erkenning van onrechtmatigheid door de verweerder was, waardoor het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen. Eiser had eerder een verzoek tot schadevergoeding ingediend, maar dit werd als prematuur beschouwd omdat er geen besluit voorlag. De rechtbank verklaarde het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 15 juli 2014 ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Schoneveld, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 14/3627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2015 in de zaak tussen

[Naam], te [plaats], eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 19 mei 2014 de rechtbank onder meer verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen tot een symbolisch bedrag van € 1,- wegens schade die is ontstaan ten gevolge van verondersteld onrechtmatig handelen in het kader van een zorgtrajectplan in het jaar 2009.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2014. Eiser is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten ten dele in werking getreden. Uit het overgangsrecht volgt dat op deze zaak het voordien geldende recht van toepassing is, omdat het veronderstelde onrechtmatige besluit voor 1 juli 2013 is genomen. Onder dat voordien geldende recht kon eiser beroep instellen tegen de handhaving in bezwaar van een zogenoemd zelfstandig schadebesluit.
2. Eiser stelt schade te hebben geleden door gedragingen vanaf augustus 2009 in het kader van een zorgtraject, dat feitelijk neerkwam op een dwangopname. Het ondertekende zorgtrajectplan dateert van 3 augustus 2009 en liep tot 1 augustus 2010.
3. De rechtbank stelt vast dat op grond van het van toepassing zijnde recht toegang tot de bestuursrechter open staat indien de gestelde schade kan worden gerelateerd aan een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het aangaan van een zorgtrajectplan in het kader van de Wet werk en bijstand is een dergelijk besluit (zie bijv. CRvB 3 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX0191), maar de gewraakte verdere gedragingen van een gemeenteambtenaar behelst feitelijk handelen. Ook het handelen ter voorbereiding van het zorgtrajectplan staat niet ter toetsing van de bestuursrechter, omdat artikel 8:88 van de Awb, zoals die bepaling met ingang van 1 juli 2013 luidt, niet van toepassing is in deze procedure. Daar komt bij dat een handeling ter voorbereiding van een besluit gelet op die bepaling slechts onrechtmatig is, indien het daaruit voortvloeiende besluit zelf ook onrechtmatig is (zie ook HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0178). Met betrekking tot feitelijke gedragingen van gemeenteambtenaren kan een klachtprocedure als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Awb worden gevolgd. De uitkomst van die procedure staat gelet op artikel 9:3 van de Awb niet ter toetsing van de bestuursrechter.
4. Eiser heeft bij brief van 14 april 2014 verzocht om schadevergoeding. Bij brief van 4 juni 2014 heeft verweerder eiser verzocht om nadere informatie omtrent zijn verzoek. Eiser heeft hierop gereageerd bij brieven van 9 en 30 juni 2014. Eiser heeft echter tussentijds bij brief van 19 mei 2014 een verzoek aan de rechtbank gericht tot schadevergoeding. Ook indien dit verzoek wordt geconverteerd in een beroep is het prematuur, omdat er geen besluit voorligt en ten tijde van de indiening daarvan evenmin sprake is van niet tijdig beslissen. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen is dan ook niet-ontvankelijk.
4. Verweerder heeft echter op 15 juli 2014 een besluit op de aanvraag genomen. Bij dit besluit heeft verweerder – voor zover thans nog van belang – het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Volgens verweerder is geen sprake van een onrechtmatig besluit, omdat het zorgtrajectplan niet is herroepen of vernietigd en verweerder evenmin anderszins heeft erkend dat het besluit onrechtmatig is.
5. De rechtbank ziet aanleiding dit besluit op de voet van artikel 6:20 van de Awb in haar beoordeling te betrekken. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de niet-ontvankelijkheid van het initiële beroep niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van het beroep tegen het besluit van 15 juli 2014 (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4298; ABRvS 1 mei 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE2039 en CRvB 23 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO4793).
6. De rechtbank stelt vast dat het zorgtrajectplan, waarin als doelstelling is opgenomen dat belanghebbende de juiste hulpverlening verkrijgt of participeert in vrijwilligerswerk of andere activiteiten, door eiser is ondertekend en dat hij dit besluit niet heeft aangevochten. Tussen de stukken bevindt zich voorts een gespreksverslag waarin onder meer is opgenomen dat is besproken dat de cliënt de intakefase ingaat bij [naam stichting]. Het verslag is opgemaakt op 3 augustus 2009 en medeondertekend door eiser. Het zorgtrajectplan is onherroepelijk, zodat behoudens erkenning van onrechtmatigheid door verweerder – waarvan geen sprake is – moet worden uitgegaan van de rechtmatigheid van dit besluit. Omdat het zorgtrajectplan gelet op het voorgaande niet als een onrechtmatig besluit kan worden aangemerkt, heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding kunnen afwijzen.
7. Het beroep tegen het besluit van 15 juli 2014 is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 15 juli 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Schoneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.