Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
HAARLEMSE REDDINGS BRIGADE,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de e-mail van de rechtbank waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
3.3. De feiten
(…)
4.Het geschil
5.De beoordeling
Aangezien [gedaagde] als bestuurder in beginsel niet is gebonden aan het gezag van gewijsde van het arbitrale vonnis dat is gewezen in de rechtsverhouding tussen HRB en Q-Group, staat het hem vrij verweer te voeren tegen de stellingen van HRB over de inhoud en de omvang van de verplichtingen van Q-Group. Het bestaan en de omvang van die verplichtingen is immers bepalend voor de grootte van de schade waarvan in dit geding van [gedaagde] vergoeding wordt gevorderd. Dat leidt ertoe dat de rechtbank hierna met inachtneming van de verweren van [gedaagde] ook het bestaan en de omvang van de verplichtingen van Q-Group zal beoordelen.
Ontvanger/Roelofsen).
omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de betrokken
rechtshandeling (HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1119).
Overigens acht de rechtbank het opmerkelijk dat Q-Group zich enkel zou hebben geleend voor het gebruik van haar bankrekening door een andere vennootschap, zonder de achtergrond daarvan te weten. Dit geldt temeer nu [gedaagde] zelf stelt dat in de betreffende periode binnen Q-Group niet of nauwelijks activiteiten werden verricht.
€ 253.846,10 zal dus een bedrag van € 247.023,36 worden toegewezen.