3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Ten behoeve van de aanschaf van veertien registergoederen (hierna: de vastgoedportefeuille) was door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aan eiser tot cassatie, [verzoeker], een hypothecaire geldlening verstrekt ter grootte van circa € 3 miljoen. [verzoeker] moest deze geldlening uiterlijk op 14 juni 2013 terugbetalen.
(ii) Op 10 juni 2013 is er telefonisch contact geweest tussen [verzoeker] en mr. De Wit, advocaat te Amsterdam, over de mogelijkheden van [verzoeker] om voormelde geldlening terug te betalen.
(iii) In een e-mail van 11 juni 2013 heeft mr. De Wit aan notaris mr. S.A.J. Algera (hierna: de notaris) en in kopie aan [betrokkene 3], voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:
“In de hierboven kort aangeduide zaak kreeg ik van uw cliënt [betrokkene 3], althans een door hem aan te wijzen derde, door dat aankoop en levering van de vastgoedportefeuille van mijn cliënt, [verzoeker], ten overstaan van u zal gaan plaatsvinden.
Kort samengevat is de situatie thans aldus dat mijn cliënt vorig jaar november een geldlening heeft ontvangen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (bijgaand de overeenkomst van geldlening) en waarbij een optierecht werd verleend en een hypotheekrecht. Van de overeenkomst optierecht en de akte van hypotheek voeg ik hierbij afschriften.
Alle onroerende zaken welke genoemd staan op de akte van hypotheek zullen door [betrokkene 3], althans een door hem aan te wijzen derde, van mijn cliënt worden gekocht voor een koopsom van EUR 3.225.000,-- waarbij de hypotheeknemer [betrokkene 1]/[betrokkene 2] vóór of uiterlijk 14 juni 2013 een bedrag (terugbetaling lening met (extra) rente) dient te ontvangen van EUR 2.916.434,11.”
(iv) Op 12 juni 2013 heeft de notaris aan onder meer mr. De Wit, [betrokkene 3] en de huidige verweerder in cassatie ([verweerder]) een concept-koopovereenkomst gezonden, met daarbij de mededeling “(…) en bevestig ik de afspraak ter ondertekening op hedenmiddag om 17.00 uur op mijn kantoor”. In de concept-koopovereenkomst staat [verweerder] vermeld als de koper van de vastgoedportefeuille en [verzoeker] als verkoper.
(v) In een brief van 12 juni 2013 heeft mr. De Wit aan [verzoeker] en diens echtgenote meegedeeld:
“Ik ontving zojuist de hierbij gevoegde (concept) koopovereenkomst van notaris mr. Algera met zijn bevestiging dat ondertekening van de koopovereenkomst hedenmiddag om 17.00 uur zal plaatsvinden bij hem op kantoor.
Van [verzoeker] [[verzoeker], HR] heb ik inmiddels begrepen dat hij wil dat ik toch nog afzie van de koopovereenkomst omdat hij de verwachting heeft van partij [A] EUR 1.500.000,-- in lening te kunnen krijgen en vervolgens is er nog een ‘derde’ partij die de percelen [B en C] zou willen kopen voor EUR 1.500.000,--.
(…)”
(vi) In een e-mail van 13 juni 2013, om 10.25 uur, heeft mr. De Wit het volgende, voor zover hier van belang, aan onder meer [verzoeker] meegedeeld:
“Ik heb via de makelaar gisteren eerlijk aan [betrokkene 3] doorgegeven wat op dit moment het ‘probleem’ is waar [verzoeker] mee zit. (…)
De bieding van partij [betrokkene 3] is weliswaar redelijk, onder de gegeven omstandigheden, maar leidt ertoe dat jullie nog grote financiële problemen houden omdat jullie niet alle schuldeisers kunnen voldoen. Niet uit te sluiten valt dat wellicht ook andere onroerende zaken moeten worden verkocht. Maar dat kan dan wel onderhands dus tegen gunstigere verkoopprijzen. (…)
Met [verzoeker] heb ik uitdrukkelijk afgesproken dat 13 juni écht de laatste dag is dat hij nog mogelijkheden heeft om alternatieven te vinden. Met [verzoeker] besprak ik voorts dat bij gebreke van afwikkeling op 13 dezer, hij onvoorwaardelijke medewerking zal verlenen aan ondertekening van de koopovereenkomst op het kantoor van notaris Algera, aan het adres Prins Hendriklaan 27-29.
Ik stel voor dat wij vandaag regelmatig telefonisch contact hebben en dat bij gebreke van schriftelijke bevestigingen van ontvangst van gelden door de notaris vóór of uiterlijk 13 juni 2013, 15:00 uur, [verzoeker] zich committeert om te tekenen ten overstaan van notaris Algera. (…)
13 juni 2013, voor of uiterlijk 15.00 uur moet ik bevestiging hebben ontvangen van de notaris van de koopsom [B en C] alsmede de lening. Bij gebreke daarvan wordt gekozen voor verkoopoptie [betrokkene 3] en zal op kantoor van notaris Algera om 16:00 uur ondertekening van de koopovereenkomst plaatsvinden.”
(vii) In een e-mail van 13 juni, 16.08 uur, heeft mr. De Wit, voor zover hier van belang, het volgende aan [betrokkene 3] meegedeeld:
“Ik kreeg enkele minuten geleden van mijn cliënt door dat hij erin is geslaagd een lening te verkrijgen van een particuliere partij in combinatie met verkoop van beperkte onroerende goederen, welke lening en verkoopopbrengst voldoende is om de volledige schuldenpositie aan [betrokkene 1]/[betrokkene 2] af te lossen. De beoogde verkoop van de bij jou bekende portefeuille zal dientengevolge dus niet plaatsvinden.”
(viii) In een e-mail van 13 juni, 16.26 uur, heeft mr. De Wit aan [verzoeker] en diens echtgenote meegedeeld:
“Beste [verzoeker], beste [betrokkene 4],
Ontzettend gefeliciteerd!!! Weliswaar heeft het de nodige zenuwen teweeg gebracht maar uiteindelijk is het toch gelukt om enerzijds met behoud van [D] en anderzijds met verkoop van een beperkt deel van de vastgoedportefeuille, voldoende geld te vergaren om [betrokkene 1]/[betrokkene 2] af te kopen.
(…)
Zoals ik [betrokkene 4] al aangaf sluit ik niet uit dat van de kant van partij [betrokkene 3] een claim gaat worden ingediend omdat, naar zijn stelling, een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [verzoeker] en partij [betrokkene 3] over de portefeuille voor een koopsom van EUR 3.225.000,--. Ik kan niet ontkennen dat ik partij [betrokkene 3] heb meegedeeld dat er een deal was op EUR 3.225.000,. Of die zeer korte sms-wisseling voldoende is voor een rechter om een vordering van [betrokkene 3] toe te wijzen kan ik op dit moment niet inschatten. Het is echter een feit dat ik van die zijde wel ‘enige’ actie verwacht.
Overigens heeft [verzoeker] mij wel uitdrukkelijk toestemming gegeven om een deal te sluiten voor EUR 3.200.000,-- (+ nog een beetje meer).”
(ix) Op 14 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter aan [verweerder] verlof verleend om conservatoir beslag te leggen op de vastgoedportefeuille van [verzoeker].
3.2.1In dit geding heeft [verweerder] primair nakoming gevorderd van de – naar zijn stelling – op 11 juni 2013 tussen partijen tot stand gekomen koopovereenkomst. [verzoeker] dient te worden veroordeeld hem de vastgoedportefeuille te leveren tegen betaling van de overeengekomen koopprijs van € 3.225.000,--, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voor het geval [verzoeker] niet meer tot levering van alle onroerende zaken in staat is, heeft [verweerder] subsidiair gevorderd dat [verzoeker] zal worden veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst voor dat gedeelte van de vastgoedportefeuille dat nog wel door hem kan worden geleverd, en tot betaling van een boete. Daarnaast vordert [verweerder] schadevergoeding, met wettelijke rente.
3.2.2[verzoeker] heeft aangevoerd dat geen koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen mr. De Wit en [betrokkene 3]. Mr. De Wit was niet bevoegd namens hem een zodanige overeenkomst te sluiten. Mr. De Wit had geen andere bevoegdheid dan met een eventuele derde uit zijn eigen netwerk een overeenkomst te sluiten voor het geval [verzoeker] niet tijdig zelf een oplossing voor zijn financiële problemen zou kunnen vinden. In reconventie heeft [verzoeker] de opheffing gevorderd van het conservatoire beslag en schadevergoeding.
3.2.3De rechtbank heeft in haar eindvonnis de vorderingen in conventie afgewezen. In reconventie heeft zij [verweerder] veroordeeld tot opheffing van het conservatoir beslag, en voor recht verklaard dat [verweerder] aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] heeft geleden als gevolg van het conservatoire beslag.
3.2.4In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank, voor zover in conventie gewezen, vernietigd. Opnieuw rechtdoende heeft het hof [verzoeker] veroordeeld tot vergoeding van de schade die [verweerder] heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van [verzoeker] in zijn verplichting tot nakoming van de koopovereenkomst met betrekking tot de vastgoedportefeuille, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Voor het overige heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft onder meer overwogen:
“3.5 Of [verzoeker] mr. De Wit een volmacht had verstrekt tot het verkopen van diens vastgoedportefeuille staat in dit geding niet vast. Uit de onder 2.1.8 aangehaalde e-mail van mr. De Wit aan [verzoeker] volgt dat die volmacht er volgens mr. De Wit was. [verzoeker] heeft het bestaan van een volmacht echter steeds betwist.