De door Pokerstars aangehaalde jurisprudentie leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie.
Pokerstars wijst in de eerste plaats naar het arrest inzake [naam 1]/[naam 2]. De Hoge Raad heeft in dat arrest overwogen dat “de enkele omstandigheid dat de overeenkomst tot een door de wet verboden prestatie verplicht, [niet, toevoeging rechtbank] meebrengt dat zij een verboden strekking heeft en dus nietig is, ook niet als beide partijen zich bij het sluiten van de overeenkomst bewust waren van dat wettelijk verbod. Zoals door de regeringscommissaris is opgemerkt is er namelijk een groot aantal wettelijke verboden, in het algemeen van publiekrechtelijke aard, bij het opstellen waarvan de wetgever niet de privaatrechtelijke gevolgen voor ogen had (Parl. Gesch. Boek 3 (Inv. 3, 5 en 6), blz. 1138). Een overeenkomst die in strijd komt met een zodanig verbod hoeft niet strijdig te zijn met de openbare orde. Daarom dient de rechter, indien een overeenkomst verplicht tot een door de wet verboden prestatie, in zijn beoordeling of de overeenkomst op die grond in strijd is met de openbare orde in elk geval te betrekken welke belangen door de geschonden regel worden beschermd, of door de inbreuk op de regel fundamentele beginselen worden geschonden, of partijen zich van de inbreuk op de regel bewust waren, en of de regel in een sanctie voorziet, en daarvan in de motivering van zijn oordeel rekenschap af te leggen.”
Dit arrest ziet op de toepassing van artikel 3:40 lid 1 BW, nietigheid wegens strijd met de goede zeden of de openbare orde, en niet op artikel 3:40 lid 2 BW, waar [eiser] in deze zaak een beroep op doet. In [naam 1]/[naam 2] gaat het er immers om dat de rechtsgevolgen van de overeenkomst verboden waren, en niet de overeenkomst zelf. Voor zover bij toepassing van artikel 3:40 lid 2 BW dezelfde terughoudendheid betracht zou moeten worden, als de Hoge Raad in het arrest formuleert, volgt uit r.o. 5.6 hiervóór, dat daaraan is voldaan. Ook dan komt de rechtbank kort gezegd tot de conclusie, dat artikel 1 van de Wok de strekking heeft om illegale kansspelovereenkomsten aan te tasten.
Volgens Pokerstars volgt uit het vonnis van de rechtbank Midden Nederland van 9 augustus 2023en de rechtbank Noord Holland van 12 december 2023dat voor toepassing van artikel 3:40 lid 2 BW vereist is dat de Wok zelf geen sanctie voorschrijft. Beide uitspraken zien op rechtshandelingen die in strijd met bepalingen van de Wet op het financieel toezicht (Wft) zijn verricht. De Wft kent evenwel een bijzondere regeling. Artikel 1:23 Wft bepaalt namelijk dat de rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling welke is verricht in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels (…) niet uit dien hoofde aantastbaar [is, toevoeging rechtbank], behalve voorzover in deze wet anders is bepaald.’ Het vereiste dat de wet zelf een sanctie voorschrijft, volgt derhalve uit de Wft en niet uit artikel 3:40 BW. De Wok kent een dergelijke bepaling niet.
Pokerstars wijst daarnaast op een aantal zogenaamde Dexia-zaken waarin het gerechtshof Amsterdam herhaaldelijk overweegt dat de Wet op de kansspelen niet de strekking heeft om de geldigheid aan te tasten van met die wet strijdige rechtshandelingen (eerst bij arrest van 28 april 2015). Het hof oordeelt in die uitspraken steeds eerst dat geen sprake is van overtreding van artikel 1 van de Wok, omdat geen sprake is van een kansspel maar van huurkoop van certificaten. Ten overvloede overweegt het hof daarna dat artikel 1 van de Wok niet de strekking heeft om de geldigheid aan te tasten van daarmee strijdige rechtshandelingen. Deze overweging wordt niet gemotiveerd. Omdat het gerechtshof Amsterdam niet heeft uitgelegd hoe zij tot deze overweging is gekomen, overtuigt zij niet en is de rechtbank in deze zaak gemotiveerd tot een ander oordeel gekomen.
Pokerstars wijst verder op het hierna nader te bespreken arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 oktober 2016 (hierna: Unibet-arrest). Anders dan Pokerstars leest de rechtbank hierin dat het hof van oordeel is sprake was van strekkingsverlies en niet dat artikel 1 van de Wok de strekking om strijdige rechtshandelingen te vernietigen niet heeft (gehad). Het hof overweegt namelijk dat ‘een wetsbepaling die oorspronkelijk, op het tijdstip van de inwerkingtreding ervan, de strekking heeft gehad de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten, deze strekking in de loop van de tijd onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen na haar inwerkingtreding kan verliezen. Ten aanzien van de overeenkomst tussen Unibet en de speler is daarvan sprake’.
Pokerstars noemt nog het arrest van het gerechtshof Den Haag van 19 november 1998waarin het hof overweegt dat artikel 1 van de Wok het publiek belang bij het inperken van fraudegevoeligheid en excessieve goklust bedoelt te beschermen. Het hof maakt daarbij een onderscheid tussen maatschappelijke (publieke) en economische belangen (de concurrentiepositie van een van partijen). Anders dan Pokerstars leest de rechtbank hierin dan ook niet dat het hof heeft bedoeld dat de bescherming van individuele belangen niet wordt beoogd.
Tot slot wijst Pokerstars op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2023. Dat vonnis ziet evenwel op overtreding van artikel 30u van de Wok en gaat niet over handelen in strijd met artikel 1 van de Wok. De kantonrechter overweegt in r.o. 4.4 van dat vonnis dat artikel 30u Wok het aangaan van kansspelovereenkomsten niet verbiedt. Artikel 30u van de Wok verplicht de houder van een vergunning om, kort gezegd, toegang aan minderjarigen en kwetsbare personen tot kansspelautomaten te onthouden. Die zaak betrof dan ook een wezenlijk andere kwestie dan in deze zaak, waarin het gaat om overtreding van artikel 1 Wok. Zoals hiervoor is overwogen, verbiedt artikel 1 van de Wok het aangaan van kansspelovereenkomsten bij het ontbreken van een vergunning van de aanbieder. Nu de strekking van de bepalingen anders is, geldt dat ook voor de beoordeling van de rechtsgevolgen daarvan.