ECLI:NL:RBNHO:2023:12695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/15/336711 / HA ZA 23-93
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Coinbase c.s. voor schade door online beleggingsfraude

In deze zaak vordert [eiseres] schadevergoeding van Coinbase c.s. naar aanleiding van online beleggingsfraude, waarbij zij stelt dat zij door de frauduleuze praktijken van EJ Investing is opgelicht. [eiseres] heeft in totaal € 50.100,- gestort op haar E-Money Wallet bij Coinbase Ireland, met de verwachting dat dit zou worden belegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Coinbase c.s. niet aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden. De rechtbank oordeelt dat de Gebruikersovereenkomst nietig of vernietigbaar is op grond van oneerlijke handelspraktijken, omdat Coinbase c.s. haar cryptodiensten in Nederland heeft aangeboden zonder de vereiste registratie bij De Nederlandsche Bank (DNB). Echter, de rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen de oneerlijke handelspraktijk en de schade die [eiseres] heeft geleden, aangezien de overeenkomst tot stand is gekomen door de misleidende praktijken van EJ Investing. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336711 / HA ZA 23-93
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen

1.COINBASE IRELAND Ltd.,

2.
COINBASE EUROPE Ltd.,
beide te Dublin (Ierse Republiek),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Coinbase c.s.,
advocaten: mrs. E.C. Netten en H. Şimşek te Amsterdam.
De zaak in het kort
In deze zaak staat centraal de vraag of Coinbase c.s. aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van online beleggingsfraude (‘boilerroomfraude’), en of Coinbase c.s. gehouden is het door [eiseres] op haar Coinbase-account gestorte bedrag van € 50.000,00 aan haar (terug) te betalen. De rechtbank vindt van niet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 december 2022 met de certificaten van betekening en met producties 1-21;
- de conclusie van antwoord met producties 1-9;
- het tussenvonnis van 10 mei 2022, waarbij de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 22-24 van de zijde van [eiseres] ;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 10-11 van de zijde van Coinbase c.s.;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie 12 van de zijde van Coinbase c.s.;
- de antwoordakte voor mondelinge behandeling van de zijde van Coinbase c.s..
1.2.
Op 12 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Op de zitting zijn verschenen [eiseres] , vergezeld door haar partner en mr. M.A. Hupkes. Namens Coinbase c.s. zijn via een Microsoft Teams-verbinding verschenen [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door een tolk in de Engelse taal, en in de zittingzaal bijgestaan door mr. H. Şimşek en mr. M.A.C. Rietveld.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Mrs. Şimşek en Hupkes hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. [eiseres] heeft zelf nog het woord gevoerd aan de hand van aantekeningen. Deze stukken zijn ter zitting aan de rechtbank overgelegd en daarmee onderdeel geworden van de processtukken.
1.4.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat op 10 (bedoeld is: 13) december 2023 vonnis zal volgen.

2.De feiten

2.1.
Coinbase Ireland en Coinbase Europe zijn dochtervennootschappen van Coinbase Global Inc. Zij richten zich op zogenaamde cryptodienstverlening.
2.2.
Coinbase
Irelandbiedt E-Money diensten aan. Daarvoor heeft zij in 2019 vergunning in Ierland verkregen (een zogenoemd EU-paspoort). Deze E-Money diensten bestaan uit het ter beschikking stellen van één of meer digitale portemonnees waarmee elektronisch geld kan worden opgeslagen. Daarnaast biedt Coinbase Ireland de mogelijkheid om elektronisch geld te ontvangen en te verzenden.
2.3.
Coinbase
Europebiedt cryptovaluta diensten aan. Coinbase Europe biedt de mogelijkheid tot het opslaan, ontvangen of verzenden van verschillende cryptovaluta in en vanuit een digitale portemonnee. Daarnaast biedt Coinbase Europe de mogelijkheid om op haar handelsplatform verschillende cryptovaluta aan te kopen en te verkopen van andere kopers en verkopers op het handelsplatform. Ook biedt zij de mogelijkheid om cryptovaluta om te wisselen naar fiduciaire valuta en omgekeerd.
2.4.
Om van de diensten van Coinbase c.s. gebruik te kunnen maken, moet een gebruiker in een digitale omgeving een Coinbase-account aanmaken. Daarbij kan hij via een bankafschrijving fiduciair geld overboeken naar Coinbase Ireland. De gebruiker krijgt daarmee een E-Money Wallet van Coinbase Ireland waarop een bedrag aan elektronisch geld ter beschikking wordt gesteld dat gelijk is aan het door de gebruiker gestorte geld. Met het elektronische geld kan vervolgens gebruik worden gemaakt van de cryptovaluta diensten van Coinbase Europe, zoals aan- en verkoop van cryptovaluta en het ontvangen en verzenden van cryptovaluta naar andere (externe) wallets.
2.5.
Bij het aanmaken van een Coinbase-account wordt tussen de gebruiker en Coinbase c.s. een Gebruikersovereenkomst gesloten, waarbij de gebruiker de gebruikersvoorwaarden van Coinbase c.s. moet accepteren (vastgelegd in de Gebruikersovereenkomst).
Als voorwaarden zijn onder meer opgenomen
  • dat de gebruiker de dienstverlening van Coinbase c.s. slechts voor zichzelf mag gebruiken,
  • dat het de gebruiker verboden is om derden toegang te geven tot zijn computer,
  • dat Coinbase c.s. cryptovaluta transacties zal uitvoeren conform de instructies van de gebruiker en
  • dat eenmaal uitgevoerde cryptovaluta transacties niet meer kunnen worden teruggedraaid.
2.6.
In juni 2022 heeft Coinbase Europe in het kader van haar registratieaanvraag voor de Nederlandse markt bij De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB) een ‘wallet verificatie’ ingevoerd. Deze verificatie houdt in dat als een Coinbase-gebruiker via het handelsplatform van Coinbase Europe cryptovaluta naar een extern wallet-adres wil overmaken, de gebruiker moet invullen naar welk wallet-adres hij of zij dit wil doen door het invoeren van de code van het ontvangende wallet-adres en de naam van de wallet-eigenaar.
2.7.
[eiseres] werkt als ‘coach, masseur, verpleegkundige, ondernemer en verbinder’ in haar eigen praktijk [praktijk] in [plaats] .
2.8.
Op 4 juli 2022 heeft [eiseres] een Coinbase-account aangemaakt. Daaraan is volgens de verklaring van [eiseres] het volgende, verkort en zakelijk weergegeven, voorafgegaan:
  • [eiseres] kwam op 21 juni 2022 op Facebook een advertentie tegen van Tesla om te investeren in crypto. [eiseres] heeft op de link geklikt en haar naam, e-mailadres en telefoonnummer ingevuld voor meer informatie.
  • Naar aanleiding hiervan werd [eiseres] op 22 juni 2022 via WhatsApp benaderd door Nicole [naam 3] (hierna: [naam 3] ) van EJ Investing. Op verzoek van [naam 3] heeft [eiseres] een account aangemaakt bij EJ Investing.
  • [eiseres] heeft vervolgens kleine geldbedragen ingelegd. Op haar account bij EJ Investing was te zien dat deze bedragen in kas zaten en dat daarmee werd belegd. [eiseres] kon zien dat haar inleg snel meer waard werd. Op verzoek van [eiseres] werd ook twee keer geld teruggestort.
  • Begin juli 2022 heeft [naam 3] [eiseres] ertoe bewogen een Coinbase-account aan te maken. [naam 3] heeft [eiseres] gevraagd om TeamViewer te installeren, een applicatie voor de bediening van een computer op afstand. Via deze software heeft [naam 3] , onder toeziend oog van [eiseres] , een Coinbase-account aangemaakt.
2.9.
[eiseres] heeft vervolgens, met bijstand van [naam 3] via de telefoon en via TeamViewer, vanaf haar rekening bij de Rabobank stortingen gedaan op haar E-Money Wallet bij Coinbase Ireland:
4 juli 2022 € 100,-
5 juli 2022 € 20.000,-
11 juli 2022 € 20.000,-.
Toen [eiseres] een verzoek tot terugstorten deed, kreeg zij van [naam 3] te horen dat zij eerst € 10.000,- als provisie moest betalen, omdat er heel veel winst was gemaakt. [eiseres] heeft op 19 juli 2022 nog een bedrag van € 10.000,- gestort.
2.10.
De gestorte bedragen, in totaal een bedrag van € 50.100,-, werden vervolgens via het handelsplatform van Coinbase Europe aangewend om bitcoins te kopen, die vrijwel direct daarna op 6 juli 2022, 11 juli 2022 en 19 juli 2022 verzonden zijn naar externe wallet adressen (van kennelijk EJ Investing). De drie transacties zijn uitgevoerd vanaf de computer van [eiseres] , die daarbij via TeamViewer werd bijgestaan door [naam 3] .
2.11.
Toen [eiseres] door [naam 3] opnieuw werd gevraagd een bedrag van (eerst € 80.000,- en later) € 40.000,- over te maken, zodat winsten uitgekeerd konden worden, heeft [eiseres] dat geweigerd, omdat zij op dat moment naar eigen zeggen begreep dat zij was opgelicht.
2.12.
Op 26 juli 2022 heeft Coinbase c.s. via de Rabobank een melding gekregen dat [eiseres] slachtoffer zou zijn geworden van beleggingsfraude. Coinbase c.s. is vervolgens dezelfde dag overgegaan tot blokkade van het Coinbase-account van [eiseres] .
2.13.
Op 1 augustus 2022 heeft [eiseres] bij de politie aangifte gedaan van online fraude.
2.14.
Op 21 september 2022 is de registratieaanvraag van Coinbase Europe bij DNB door DNB goedgekeurd.
2.15.
Bij brief van 2 november 2022 heeft de advocaat van [eiseres] aan Coinbase c.s. meegedeeld dat [eiseres] slachtoffer is geworden van beleggingsfraude. Daarbij heeft de advocaat van [eiseres] de Gebruikersovereenkomst met Coinbase c.s. buitengerechtelijk vernietigd, Coinbase c.s. aansprakelijk gesteld voor de door [eiseres] geleden schade en Coinbase c.s. verzocht om de inleg van € 50.000,- aan [eiseres] terug te betalen.
2.16.
Coinbase c.s. heeft bij brief van 16 november 2022 aan [eiseres] verzocht om nadere informatie over de gestelde fraude en in afwachting van ontvangst daarvan aansprakelijkheid van de hand gewezen. Op deze brief heeft de advocaat van [eiseres] bij
e-mail van 24 november 2022 gereageerd.
2.17.
Op 18 januari 2023 heeft DNB een besluit genomen tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 30 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) aan Coinbase Europe (hierna: het boetebesluit). De bestuurlijke boete van € 3.325.000,00 is aan Coinbase Europe opgelegd wegens overtreding van artikel 23b, eerste en tweede lid, en artikel 23c, derde lid, Wwft.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de Gebruikersovereenkomst ingevolge artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek (BW) nietig is, althans buitengerechtelijk is vernietigd, althans dat de rechtbank deze op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigt, althans dat de rechtbank voor recht verklaart dat Coinbase c.s. onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, zodat Coinbase c.s. gehouden is de door [eiseres] betaalde bedragen terug te betalen dan wel de geleden schade te vergoeden;
II. Coinbase c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan [eiseres] te betalen € 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
III. Coinbase c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan [eiseres] te betalen € 1.542,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
IV. Coinbase c.s. veroordeelt in de proces- en nakosten,
met afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 53 van de Brussel I-bis-verordening in de Engelse taal.
3.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres] , verkort en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[eiseres] is het slachtoffer geworden van zogenoemde boilerroomfraude. Daarbij is zij er door een boilerroom (ook wel ‘scam’ genoemd) toe bewogen om zogenaamde investeringen te doen in cryptovaluta. De boilerroom is EJ Investing, een criminele organisatie, die zich voordeed als bonafide beleggingsfirma. EJ Investing heeft [eiseres] gevraagd om een account aan te maken op de websites van EJ Investing en Coinbase c.s. [eiseres] heeft dat gedaan, met hulp van [naam 3] van EJ Investing die via schermdeling heeft meegekeken.
Daarnaast heeft [eiseres] vanaf haar betaalrekening bij de Rabobank bedragen overgemaakt naar haar E-Money Wallet bij Coinbase Ireland. Met het elektronische geld heeft [eiseres] , nog steeds onder toeziend oog van [naam 3] , bitcoin aangekocht op het handelsplatform van Coinbase Europe, die zij vervolgens heeft verzonden naar een (externe) wallet van de scam. [eiseres] dacht dat met haar inleg belegd zou worden. Zij zag saldo en daarmee aangekochte beleggingen in haar EJ Investing account verschijnen die overeenkwamen met de stortingen in haar Coinbase-account. Maar op het beleggingsaccount van EJ Investing werden fake beleggingen getoond. Dit account werd feitelijk aangestuurd door de boilerroom die de crypto wegsluisde. [eiseres] is haar inleg verloren. Volgens onderzoek van Findt B.V. is de crypto uiteindelijk terecht gekomen bij een malafide exchange uit de Seychellen. EJ Investing kan niet meer worden gevonden, aldus [eiseres] .
3.2.2.
[eiseres] vindt dat Coinbase c.s. als aanbieder van de E-Money Wallet aansprakelijk is voor haar schade.
3.2.3.
Primair stelt [eiseres] dat Coinbase c.s. oneerlijke handelspraktijken heeft verricht. Zo heeft Coinbase c.s. haar cryptodiensten in Nederland aangeboden zonder te beschikken over de wettelijk vereiste registratie bij DNB. Verder is de claim van Coinbase c.s. dat zij legaal zaken in Nederland mocht doen misleidend. Coinbase c.s. heeft haar illegale aanwezigheid in Nederland ten onrechte verzwegen en bij de te volgen stappen in het registratieproces nergens een waarschuwing gegeven over het illegale karakter van haar dienstverlening. Coinbase c.s. heeft ook niet meegedeeld dat zij van DNB geen nieuwe klanten mocht aannemen. Als dergelijke uitingen op de website van Coinbase c.s. waren geplaatst, dan zouden deze impact op [eiseres] hebben gehad en haar ervan hebben weerhouden gebruik te maken van de diensten van Coinbase c.s.
Dit handelen en nalaten van Coinbase c.s. leidt volgens [eiseres] tot nietigheid van de Gebruikersovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 1 BW dan wel tot vernietiging van de Gebruikersovereenkomst op grond van artikel 6:193j lid 3 BW. Daardoor komt de rechtsgrond voor de bedragen die [eiseres] aan Coinbase c.s. heeft betaald te vervallen, zodat Coinbase c.s. deze aan [eiseres] moet terugbetalen.
3.2.4.
Subsidiair beroept [eiseres] zich op onrechtmatige daad of wanprestatie. Coinbase c.s. heeft volgens [eiseres] onrechtmatig gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW door in strijd met een formele wet cryptodiensten aan te bieden. Onrechtmatig is ook dat Coinbase c.s. haar platform beschikbaar heeft gesteld voor witwassen zonder belemmeringen. Coinbase c.s. faciliteerde het criminele handelen van EJ Investing, enerzijds als ontvangst- en omzettingsstation en anderzijds als doorgeefluik naar de wallets van EJ Investing. Coinbase c.s. heeft daarbij nagelaten (tastbare) voorzorgsmaatregelen te nemen tegen mogelijke criminele activiteiten op of via haar platform, zoals het blokkeren via geofencing. Coinbase c.s. heeft ook geen melding gedaan bij FIU-Nederland, terwijl overduidelijk sprake was van ongebruikelijke transacties die gemeld moeten worden.
Verder heeft Coinbase c.s. de op haar rustende verplichting tot wallet verificatie niet nageleefd. Dit nalaten is niet alleen onrechtmatig jegens [eiseres] , maar levert op grond van artikel 6:74 BW ook een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar contractuele verplichtingen op. De onder I. gevorderde verklaring voor recht kan mede worden gelezen als een eis tot (gedeeltelijke) ontbinding van de Gebruikersovereenkomst, aldus [eiseres] .
3.3.
Coinbase c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank en het toepasselijke recht
4.1.
Coinbase c.s. is gevestigd in Dublin (Ierse Republiek), zodat de zaak een internationaal karakter draagt. Met partijen gaat de rechtbank ervan uit dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen van [eiseres] kennis te nemen en dat het hier een geschil betreft waarop het Nederlandse recht van toepassing is. [1]
Het bestaan van de fraude
4.2.
Coinbase c.s. betwist allereerst, bij afwezigheid van enig relevant bewijs, dat er fraude heeft plaatsgevonden en dus ook dat [eiseres] schade zou hebben geleden.
4.3.
Dit verweer slaagt niet. Vast staat dat [eiseres] in een kort tijdbestek in totaal € 50.100,- heeft ingelegd in haar E-Money Wallet bij Coinbase Ireland. [eiseres] heeft steeds gedetailleerd en consistent verklaard hoe zij hiertoe gekomen is en op welke wijze vervolgens transacties naar (onbekende) externe wallets hebben plaatsgevonden waardoor haar inleg is verdwenen. [eiseres] heeft vrijwel direct na deze ontdekking aangifte bij de politie gedaan van online fraude. Haar beschrijving van de scam komt ook in grote lijnen overeen met wat er op reviewplatform Trustpilot over EJ Investing is geschreven door andere personen die in dezelfde periode een soortgelijke ervaring hebben gehad.
Al met al ziet de rechtbank daarom geen reden eraan te twijfelen dat boilerroomfraude heeft plaatsgevonden en dat [eiseres] , zoals zij stelt, daarvan slachtoffer is geworden en schade heeft geleden.
4.3.1.
Daarmee staat voor de rechtbank voldoende vast dat [eiseres] is opgelicht door EJ Investing. In deze procedure is echter de vraag of [eiseres] de schade die zij door de oplichting heeft geleden, op Coinbase c.s. kan verhalen.
Oneerlijke handelspraktijken
4.4.
[eiseres] legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Coinbase c.s. zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. Daartoe stelt [eiseres] allereerst dat Coinbase c.s. zich ten tijde van het sluiten van de Gebruikersovereenkomst niet had geregistreerd bij DNB voor het verlenen van cryptodiensten. Daarmee heeft Coinbase c.s. in strijd gehandeld met artikel 23b Wwft, aldus [eiseres] .
4.5.
Coinbase c.s. voert aan dat een vermeende schending van de registratieverplichting van artikel 23b Wwft niet kan leiden tot een oneerlijke handelspraktijk, omdat de registratie in de zin van de Wwft niet kwalificeert als een handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW. De DNB-registratie houdt volgens Coinbase c.s. namelijk geen rechtstreeks verband met verplichtingen of verkoopbevordering ter zake van producten jegens consumenten. Coinbase c.s. verwijst in dit verband naar een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 4 juli 2019 in zaak C-393/17 (Kirchstein).
Bovendien had Coinbase
Irelandgeen DNB registratie nodig. Zij beschikte zelf al over een E-Money vergunning met Europees paspoort, waarmee zij haar diensten ook in Nederland kon en mocht aanbieden, aldus Coinbase c.s.
4.6.
De rechtbank laat in het midden of het door Coinbase c.s. bedoelde onderscheid tussen beide vennootschappen moet worden gemaakt. Dat vindt de rechtbank namelijk niet relevant. De vordering van [eiseres] op grond van een oneerlijke handelspraktijk wegens het niet hebben van een DNB-registratie ligt namelijk hoe dan ook voor afwijzing gereed. De rechtbank licht dit hierna toe.
De regeling inzake oneerlijke handelspraktijken
4.7.
[eiseres] doet een beroep op de regeling inzake oneerlijke handelspraktijken van afdeling 6.3.3a BW (art. 6:193a-6:193j) die in de bescherming van consumenten voorziet. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] een consument is.
4.8.
Onder “
handelspraktijk” wordt verstaan iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten (artikel 6:193a lid 1 sub d BW). Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU wordt de aan deze bepaling ten grondslag liggende Richtlijn nr. 2005/29/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PBEG L149), gekenmerkt door een ruime materiële werkingssfeer, die zich uitstrekt tot elke handelspraktijk die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, de verkoop of de levering van een product aan consumenten.
4.9.
Artikel 6:193b lid 1 BW bepaalt dat een handelaar onrechtmatig jegens een consument handelt indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is “
oneerlijk” als de handelaar handelt (a.) in strijd met de vereisten van professionele toewijding en (b.) het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen (artikel 6:193b lid 2 BW).
Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk indien een handelaar een misleidende handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 6:193c tot en met 6:193g BW verricht of een agressieve handelspraktijk als bedoeld in de artikelen 6:193h en 6:193i BW verricht (artikel 6:193 lid 3 BW).
4.10.
Een handelaar die op grond van artikel 6:193b BW onrechtmatig heeft gehandeld, is voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk, tenzij de handelaar bewijst dat die schade noch aan zijn schuld is te wijten, noch op een andere grond voor zijn rekening komt (artikel 6:193j lid 2 BW). Een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, is vernietigbaar (artikel 6:193j lid 3 BW).
De registratieverplichting van artikel 23b Wwft
4.11.
[eiseres] voert aan dat Coinbase c.s. artikel 23b Wwft heeft geschonden. Dat artikel bepaalt dat een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig diensten aanbiedt voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta zich moet registreren bij DNB. Deze regeling heeft dus betrekking op de
registratiein verband met het aanbieden van - in dit geval - cryptodiensten en niet het aanbieden van deze diensten
op zichzelf. Een dergelijke verplichting tot registratie heeft naar het oordeel van de rechtbank geen betrekking op een handelspraktijk die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten. Met andere woorden, het niet hebben van een registratie in strijd met artikel 23b Wwft kan niet leiden tot een oneerlijke handelspraktijk, omdat het geen handelspraktijk is in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW.
Het aanbieden van cryptodiensten
4.12.
Coinbase c.s. heeft via haar website cryptodiensten aangeboden in Nederland. De rechtbank oordeelt, net als de rechtbank Midden-Nederland, dat dit handelen zelf wel rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten en dus moet worden gezien als handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW. [2]
Is sprake van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193g aanhef en onder i BW?
4.13.
Vaststaat dat Coinbase c.s. haar cryptodiensten tot 21 september 2022 heeft aangeboden zonder de wettelijk vereiste registratie bij DNB. Dat is verboden. Coinbase c.s. heeft dit ook niet uitdrukkelijk gemeld aan haar (potentiële) klanten, waaronder [eiseres] . Voor zover Coinbase c.s. betwist dat zij zich in die tijd richtte op de Nederlandse markt en daarom niet registratie plichtig was, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De rechtbank verwijst op dit punt naar wat DNB hierover heeft opgemerkt in het boetebesluit van 18 januari 2023.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat Coinbase c.s. met haar handelspraktijk de indruk heeft gewekt dat zij haar cryptodiensten legaal aanbood, terwijl dat niet het geval was. Deze handelspraktijk is volgens artikel 6:193g aanhef en onder i BW onder alle omstandigheden misleidend. Dat Coinbase c.s. ten tijde van het aangaan van de Gebruikersovereenkomst met [eiseres] al een registratie-aanvraag bij DNB had ingediend, doet daar niet aan af. Op dat moment had zij immers nog geen registratie en was het aanbieden nog verboden.
Is sprake van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193g sub d BW?
4.15.
Dat daarnaast sprake zou zijn van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193g sub d BW heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een bewering van Coinbase c.s. over een verkregen aanbeveling, erkenning of goedkeuring door een openbare of particuliere instelling als bedoeld in dit artikel, hier aan de orde is. In de dagvaarding wordt alleen gerept over (het ontbreken van) een DNB registratie waarover Coinbase c.s. volgens [eiseres] niet eerlijk is geweest.
Is sprake van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193c lid 1 sub f BW?
4.16.
Volgens [eiseres] heeft Coinbase c.s. zich ook schuldig gemaakt aan een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 193c lid 1 sub f BW, omdat zij beweringen heeft gedaan die in strijd zijn met de waarheid. [eiseres] verwijst in dit verband naar de volgende uitlating op de website van Coinbase c.s.:
Coinbase complies with all applicable laws and regulations in each jurisdiction in which it operates.
4.17.
Coinbase c.s. betwist dat zij op haar website feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. Coinbase c.s. voert aan dat de bewuste mededeling op haar website niet op Nederland betrekking had. Volgens Coinbase c.s. heeft zij Nederland ook niet opgenomen op haar website met daarop de lijst van landen waarin zij opereert. Zij verwijst ter onderbouwing van haar stelling naar de door haar in het geding gebrachte Coinbase ‘Supported Countries’ pagina (productie 4).
4.18.
Tegenover dit gemotiveerde verweer heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat Coinbase c.s. met bovenvermelde uiting op haar website zich schuldig heeft gemaakt aan een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 193c lid 1 sub f BW. Het standpunt van [eiseres] wordt daarom verworpen.
Is sprake van een misleidende omissie als bedoeld in artikel 6:193d lid 1 BW.
4.19.
Verder volgt de rechtbank [eiseres] niet in haar stelling dat sprake is van een misleidende omissie als bedoeld in artikel 6:193d lid 1 BW. In het licht van de gemotiveerde betwisting door Coinbase c.s. valt niet in te zien dat Coinbase c.s. essentiële informatie heeft weggelaten in de zin van artikel 6:193d lid 1 BW.
[eiseres] wijst op het verzwijgen door Coinbase c.s. op haar website van het illegale karakter van haar dienstverlening in Nederland, maar dat is geen misleidende omissie in de zin van artikel 6:193d BW. Er gold voor Coinbase c.s. namelijk geen weigeringsplicht voor Nederlandse klanten; zij mocht zich alleen niet richten op de Nederlandse markt zonder registratie van DNB. [eiseres] heeft niet, althans onvoldoende gesteld dat en waarom een (mededeling over de) nog niet aanwezige DNB registratie essentiële informatie in de zin van artikel 6:193d lid 2 BW is,
waardoorzij een besluit over een overeenkomst heeft genomen dat zij anders niet zou hebben genomen. Deze causaliteit is wel een vereiste om schending onder artikel 6:193d BW aan te nemen. De enkele stelling van [eiseres] dat een mededeling of waarschuwing op de website van Coinbase c.s. over het ontbreken van de wettelijk vereiste registratie impact op haar zou hebben gehad, vindt de rechtbank hiertoe onvoldoende. De rechtbank verwijst ten aanzien van het gebrek aan causaliteit verder naar wat hierna onder 4.23 wordt overwogen.
4.20.
[eiseres] verwijt Coinbase c.s. ook dat zij maatregelen had moeten treffen ter voorkoming van witwassen en fraude, dat zij haar transacties beter had moeten monitoren en dat Coinbase c.s., door dit niet te doen, een witwasfacilitator is. Dit door [eiseres] gestelde nalaten is echter geen handeling die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten en is dus ook geen handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW.
Vernietiging van de Gebruikersovereenkomst
4.21.
Zoals hiervoor is overwogen bepaalt artikel 6:193j sub 3 BW dat een overeenkomst die
als gevolg vaneen oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is.
Voor een geslaagd beroep op artikel 6:193j sub 3 BW is dus causaliteit vereist tussen de oneerlijke handelspraktijk - dat door Coinbase c.s. ten onrechte de indruk is gewekt dat zij haar cryptodiensten legaal aanbood - en de totstandkoming van de Gebruikersovereenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is dit causaal verband niet aanwezig. Dat licht de rechtbank als volgt toe.
4.22.
Uit de in het geding gebrachte verklaringen van [eiseres] blijkt dat de mededelingen van EJ Investing, in het bijzonder van [naam 3] , [eiseres] deden besluiten eerst een account bij EJ Investing en vervolgens bij Coinbase c.s. te openen. Bij haar aangifte bij de politie heeft [eiseres] ook aangegeven:
“Later moest ik een wallet aanmaken via Blockchain.”Dit alles vond plaats onder toeziend oog van [naam 3] die via schermdeling meekeek en hulp bood. [eiseres] werd overtuigd door [naam 3] om gebruik te maken van Coinbase c.s. en daarmee haar bitcoins aankopen mee te verrichten. [eiseres] heeft zich niet verdiept in enige informatie van Coinbase c.s., althans dat blijkt nergens uit. Zij had naar eigen zeggen tevoren (alleen) de website van EJ Investing gegoogeld. Verder onderzoek naar de legitimiteit en betrouwbaarheid van EJ Investing is uitgebleven.
4.23.
In het licht van deze feiten en omstandigheden kan de stelling van [eiseres] dat zij de Gebruikersovereenkomst met Coinbase c.s. niet zou hebben gesloten als Coinbase c.s. niet de indruk zou hebben gewekt dat zij haar diensten legaal aanbood in Nederland, of als Coinbase c.s. haar had gewaarschuwd dat zij niet geregistreerd was bij DNB, niet stand houden. De tussen partijen gesloten overeenkomst is immers tot stand gekomen enkel en rechtstreeks op basis van mededelingen en gedragingen van EJ Investing, die haar onder valse voorwendselen ertoe heeft bewogen gelden te storten op haar E-Money Wallet bij Coinbase c.s. om deze vervolgens aan te wenden om bitcoins aan te kopen en te verzenden naar een extern wallet adres. Daardoor is geen sprake van een overeenkomst die
als gevolg vaneen oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen als bedoeld in artikel 6:193j lid 3 BW.
4.24.
Wat hiervoor is overwogen, brengt met zich dat de tussen partijen gesloten Gebruikersovereenkomst niet op grond van artikel 6:193j sub 3 BW vernietigbaar is.
Nietigheid4.25. De Gebruikersovereenkomst is ook niet wegens schending van artikel 23b Wwft nietig op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
4.26.
Artikel 3:40 lid 2 BW bepaalt dat strijd met een dwingende wetsbepaling in beginsel leidt tot nietigheid van de rechtshandeling. Toepassing van artikel 3:40 lid 2 vereist dat het gaat om een wet in formele zin, die van dwingend recht is, de sanctie op het overtreden van de wetsbepaling niet in de wet zelf gegeven is en de dwingende wetsbepaling ook de strekking heeft de geldigheid van de rechtshandeling aan te tasten (artikel 3:40 lid 3 BW).
4.27.
De artikelen 29 en 30 Wwft bepalen dat DNB een last onder dwangsom dan wel een bestuurlijke boete kan opleggen als niet is voldaan aan (onder andere) de verplichting van artikel 23 Wwft. De Wwft voorziet dus zelf in een sanctie op overtreding van artikel 23 Wwft. Daarom is niet voldaan aan de vereisten van artikel 3:40 lid 2 BW.
De enkele stelling van [eiseres] dat witwassen ook in strijd is met de openbare orde en de goede zeden (artikel 3:40 lid 1 BW) leidt evenmin tot nietigheid van de Gebruikersovereenkomst, alleen al niet omdat op geen enkele wijze is gebleken dat Coinbase c.s. zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt.
Onrechtmatige daad
4.28.
Subsidiair vordert [eiseres] schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad.
4.29.
Voor zover [eiseres] zich daarbij baseert op schending van de registratieverplichting van artikel 23b Wwft en op de professionele toewijding waartoe Coinbase c.s. op grond van de Wwft gehouden is, stuit de vordering af op het relativiteitsvereiste (artikel 6:163 BW), al aannemende dat sprake is van onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW.
[eiseres] kan namelijk geen beroep doen op het al dan niet nakomen van verplichtingen uit de Wwft door Coinbase c.s. De verplichtingen uit de Wwft zijn in het leven geroepen ter bescherming van het algemene maatschappelijke belang om witwassen en financiering van terrorisme te voorkomen en niet ter bescherming van derden (zoals [eiseres] ) tegen vermogensschade die kan ontstaan door frauduleus betalingsverkeer. Dit is vaste rechtspraak. [3]
Causaal verband ontbreekt
4.30.
Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat Coinbase c.s. een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht in de zin van artikel 6:193g aanhef en onder i BW. Daardoor staat het onrechtmatig handelen van Coinbase c.s. jegens [eiseres] vast (artikel 193b lid 1 en lid 3 BW).
De rechtbank heeft ook al geoordeeld in het kader van artikel 6:193j BW dat er geen causaal verband is tussen de door Coinbase c.s. ten onrechte gewekte indruk dat zij haar diensten legaal in Nederland aanbood (geregistreerd was bij DNB) en het aangaan door [eiseres] van de Gebruikersovereenkomst met Coinbase c.s.. De oneerlijke handelspraktijk wegdenkend, zou [eiseres] ook gebruik hebben gemaakt van de cryptodiensten van Coinbase c.s. en zou zij ook hebben gehandeld zoals zij dat heeft gedaan. Dit betekent dat zij geen schade heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige daad van Coinbase c.s.
Schending van de zorgplicht
4.31.
[eiseres] stelt verder dat Coinbase c.s. onvoldoende heeft gedaan om de fraude te voorkomen en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens [eiseres] heeft Coinbase c.s. haar platform beschikbaar gesteld voor witwassen zonder belemmeringen. Coinbase c.s. faciliteerde het criminele handelen van EJ Investing, enerzijds als ontvangst- en omzettingsstation en anderzijds als doorgeefluik naar de wallets van EJ Investing. Coinbase c.s. had de transacties beter moeten monitoren, maar heeft nagelaten (tastbare) voorzorgsmaatregelen, zoals het blokkeren via geofencing, te nemen tegen mogelijke criminele activiteiten op of via haar platform, aldus [eiseres] .
4.32.
Coinbase c.s. voert daartegen aan dat zij een klantprofiel heeft gemaakt van [eiseres] bij het openen van een Coinbase account. Zij heeft de transacties van [eiseres] gedurende de klantrelatie gemonitord. De door [eiseres] verrichte transacties waren in het licht van haar risicoprofiel niet als verdacht en/of risicovol aangemerkt, zodat Coinbase c.s. geen aanleiding had onderzoek te doen naar mogelijke achterliggende fraude. De door [eiseres] uitgevoerde transacties waren namelijk binnen de bandbreedte die Coinbase c.s. aan [eiseres] bij het aangaan van de klantrelatie had toegeschreven, haar transacties waren gebruikelijk voor klanten die een Coinbase account openden voor ‘investing’ en haar transacties bleven consistent gedurende de klantrelatie.
Daarnaast heeft zij [eiseres] in het algemeen preventief gewaarschuwd voor beleggingsfraude en haar (in de Gebruikersovereenkomst) verboden om een Coinbase account aan te maken en transacties te verrichten op instructies van derden. Coinbase c.s. ziet dan ook niet in wat haar concreet kan worden verweten.
4.33.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] , gelet op dit gemotiveerde verweer, onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke controles Coinbase c.s. had moeten verrichten of welke maatregelen zij had moeten treffen ter voorkoming van de specifieke vorm van fraude waarvan [eiseres] het slachtoffer is geworden. Coinbase c.s. heeft gebruikers op haar website uitdrukkelijk gewaarschuwd voor beleggingsfraude. Gebruikers werden expliciet gevraagd geen cryptovaluta te verzenden aan onbekende derden en onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van dergelijke partijen. Ook heeft Coinbase c.s. er in haar Gebruikersovereenkomst op gewezen dat Coinbase gebruikers geen toegang tot hun computer dienen te geven aan derden door middel van ‘screen sharing’ als ze zijn ingelogd op hun Coinbase-account. Dat [eiseres] aan al deze waarschuwingen en aanbevelingen geen gevolg heeft gegeven, kan niet voor rekening van Coinbase c.s. komen.
4.34.
Coinbase c.s. kan ook niet worden verweten dat zij geen alert heeft doen afgaan toen TeamViewer door [eiseres] werd ingezet. Anders dan [eiseres] veronderstelt kreeg Coinbase c.s. geen meldingen van afwijkende IP-adressen, omdat de transacties vanaf de computer van [eiseres] werden uitgevoerd.
Coinbase c.s. heeft daarnaast onweersproken aangevoerd dat zij op het gebruik van TeamViewer door gebruikers van Coinbase c.s. technisch geen zicht heeft. Zoals hierna onder 4.38.2 wordt overwogen, was er voor Coinbase c.s. op het moment van de transacties door [eiseres] ook geen concrete aanleiding om EJ Investing te blokkeren.
Melding bij FIU
4.35.
De stelling van [eiseres] dat Coinbase c.s. geen melding heeft gedaan bij FIU-Nederland leidt evenmin tot toewijzing van de vordering op grond van onrechtmatige daad. [eiseres] heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Dat lag wel op haar weg, nu Coinbase c.s. gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij ter zake geen verplichting heeft geschonden jegens [eiseres] ; een vermeende verplichting tot het melden van ongebruikelijke transacties bij de bevoegde autoriteiten gaat [eiseres] niet aan.
Coinbase c.s. betwist bovendien enige verplichting te hebben geschonden, maar kan zich daarover verder niet uitlaten vanwege een publiekrechtelijke geheimhoudingsplicht. [eiseres] heeft hiertegenover niets ingebracht.
Wallet verificatie
4.36.
[eiseres] stelt, tot slot, dat Coinbase c.s. de op haar rustende, door DNB opgelegde verplichting tot wallet verificatie niet heeft nageleefd en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Bij de verzending van de crypto naar de drie externe walletadressen is volgens [eiseres] namelijk het scherm voor de verificatie van de wallets, waarop meer gegevens moeten worden ingevuld dan het anonieme walletadres van de ontvanger, niet getoond.
4.37.
Coinbase c.s. betwist dat zij de wallet verificatie niet heeft uitgevoerd. Coinbase c.s. stelt dat uit de door haar overgelegde administratie blijkt dat [eiseres] haar eigen naam had opgegeven, dan wel ‘Sending to myself’ had geklikt en dat de externe wallet adressen waarheen de transacties van [eiseres] zijn verzonden niet op de sanctielijsten staan vermeld, zodat er geen aanleiding was voor een blokkade.
4.38.
De rechtbank laat in het midden of de wallet verificatie is uitgevoerd. Als dit zou zijn gebeurd, had dit namelijk niet tot een andere uitkomst geleid, te weten voorkoming van de fraude. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
4.38.1.
Een wallet-adres is niet verbonden aan een persoon maar aan een code, zodat de transacties in cryptoactiva pseudo-anoniem blijven. In verband met de regelgeving op grond van de Sanctiewet 1977 worden uitgaande transacties naar externe cryptoadressen door Coinbase c.s. (automatisch) administratief gecheckt en alleen geblokkeerd als na de controle blijkt dat de begunstigde niet kan worden geverifieerd of dat de begunstigde op een of meerdere sanctielijsten voorkomt. De wallet verificatie voortvloeiende uit de Sanctiewet 1977, zoals door Coinbase c.s. geïmplementeerd, is dus bedoeld om het risico op overtreding van sanctieregelgeving te beperken en niet om gebruikers van cryptodiensten tegen frauduleuze handelingen te beschermen.
4.38.2.
Coinbase c.s. heeft onweersproken gesteld dat [eiseres] en (de externe wallet adressen van) EJ Investing in de periode van de transacties tussen 4 juli 2022 en 19 juli 2022 niet op een sanctielijst stonden, zodat er geen aanleiding was de transacties te blokkeren. Noch stond EJ Investing op een interne blocklist van wallet adressen (naar aanleiding van mogelijk eerder gedane meldingen bij Coinbase c.s). Omdat de transacties allemaal van hetzelfde IP-adres en dezelfde locatie waren uitgevoerd, waren er ook om die reden geen concrete aanwijzingen van onregelmatigheden of fraude. Op basis hiervan was dus niet te voorkomen dat de cryptovaluta naar externe wallets van EJ Investing werden overgemaakt. Dat Coinbase c.s. het heeft toegestaan dat EJ Investing binnen haar platform opereerde is onder deze omstandigheden niet onrechtmatig.
Wanprestatie / gedeeltelijke ontbinding overeenkomst
4.39.
Door [eiseres] zijn dezelfde feiten en stellingen ten grondslag gelegd aan haar vordering uit hoofde van wanprestatie als uit de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Omdat deze stellingen gelet op wat hiervoor is overwogen geen doel treffen, kan dit ook niet leiden tot het door [eiseres] beoogde rechtsgevolg op grond van wanprestatie, te weten het verkrijgen van schadevergoeding en gedeeltelijke ontbinding van de Gebruikersovereenkomst.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat niet valt in te zien dat het eventueel niet uitvoeren van de wallet verificatie een schending oplevert van een met [eiseres] overeengekomen verbintenis. Een dergelijke verbintenis blijkt niet uit (een aanpassing van) de Gebruikersovereenkomst.
Slotsom4.40. De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. De overige verweren van Coinbase c.s. behoeven geen bespreking.
Proceskosten
4.41.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Coinbase c.s. als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
De door Coinbase c.s. gevorderde nakosten zullen niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling worden vermeld, omdat die veroordeling ook voor de nakosten al een executoriale titel oplevert. [4]

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Coinbase c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023.
ST/LJS

Voetnoten

1.Zie in dit verband ook het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:5305, en het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4311.
2.Vonnis van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4311
3.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam 12 mei 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1805 en GC Kifid 3 januari 2023, nr. 2023-0003
4.Hoge Raad van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.