Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
de eerste griefbetoogt [appellant] dat de leaseovereenkomsten nietig zijn op grond van strijd met de Wet op de Kansspelen wegens het ontbreken van een vergunning als bedoeld in Titel Va van die wet.
de vierde en de vijfde griefte bespreken. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling en strekken blijkens hun toelichting ten betoge, dat de kantonrechter, gegeven alle bijzondere omstandigheden van het geval, ten onrechte de zogenoemde “hofformule” heeft toegepast, zonder daarop ten gunste van Groenveld enige correctie aan te brengen. Met de hofformule wordt gedoeld op de door dit hof ontwikkelde en door de Hoge Raad in zijn (drie) arresten van 5 juni 2009 (LJN: BH2811, BH2815 en BH2822), gesanctioneerde en daarop door dit hof in zijn (vier) arresten van 1 december 2009 (LJN: BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983) nader ingevulde en andermaal door de Hoge Raad in zijn (twee) arresten van 29 april 2011 (LJN: BP4003 en BP4012) goed bevonden formule aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of leaseovereenkomsten als waar het hier om gaat naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last legt op een afnemer. Als omstandigheden die het hof tot afwijking van de hofformule zouden moeten nopen, voert [appellant] aan dat hij ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomsten, dus op 12 januari 2000, 20 jaar oud was, zijn MBO- opleiding voortijdig had afgebroken, een gering inkomen had als pizza- koerier, niet wist hoe hij zijn verdere leven moest inrichten, heen en weer stuiterde en nog lang niet zijn wilde haren had verloren, terwijl hij afging op de aanbevelingen van de tussenpersoon, een medewerker van Spaar Select die hem, mede door de naam van de leaseovereenkomsten (AllRound Sparen) in de waan had gebracht dat hij zou gaan sparen. Naar de mening van [appellant] voeren deze bijzondere omstandigheden ertoe, mede in aanmerking genomen dat de hofformule erin resulteert dat hij met zijn besteedbare netto maandinkomen slechts € 30,28 boven de norm zit, dat in zijn geval desalniettemin gesproken moet worden van een onaanvaardbaar zware last, temeer waar ten onrechte de premie ZFW buiten beschouwing is gelaten, en evenmin een forfaitair bedrag voor woonlasten is opgenomen. Waren, aldus nog steeds [appellant] , die factoren wel meegewogen, dan zou buiten twijfel staan dat de op [appellant] ten gevolge van de leaseovereenkomsten gelegde last als onaanvaardbaar zwaar zou moeten worden gekwalificeerd.