ECLI:NL:RBMNE:2023:4311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/545922 / HL ZA 22-252 4809
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Coinbase c.s. voor schade door beleggingsfraude en oneerlijke handelspraktijken

In deze zaak vordert een particulier, aangeduid als [eiser], schadevergoeding van Coinbase Ireland Ltd en Coinbase Europe Ltd, naar aanleiding van beleggingsfraude gepleegd door een derde partij, [vereniging]. De eiser heeft grote bedragen in cryptocurrency geïnvesteerd via het handelsplatform van Coinbase, maar werd slachtoffer van fraude. Hij stelt dat Coinbase c.s. aansprakelijk is omdat zij geen registratie bij De Nederlandsche Bank (DNB) hadden, wat volgens hem een oneerlijke handelspraktijk vormt. De rechtbank oordeelt dat er geen causaal verband is tussen het ontbreken van registratie en de schade die de eiser heeft geleden. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de oneerlijke handelspraktijk van Coinbase c.s. heeft geleid tot zijn schade. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst tussen de eiser en Coinbase c.s. niet vernietigbaar is op grond van oneerlijke handelspraktijken, en dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor zijn investeringsbeslissingen, die zijn genomen onder druk van de frauderende partij. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/545922 / HL ZA 22-252 4809
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen
1. vennootschap naar buitenlands recht
COINBASE IRELAND LTD,
gevestigd te Sir John Rogerson's Quay,
2. vennootschap naar buitenlands recht
COINBASE EUROPE LTD,
gevestigd te Sir John Rogerson's Quay,
gedaagden,
advocaten mr. E.C. Netten en H. Şimşek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Coinbase c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 juli 2022 met 35 producties;
  • de conclusie van antwoord met 7 producties;
  • de akte overlegging producties van de zijde van Coinbase c.s. met productie 8;
  • de akte houdende nieuwe producties en wijziging van eis met producties 36 tot en met 57;
  • de aanvullende productie 9 van de zijde van Coinbase c.s.;
  • de aanvullende producties 58 en 59 van de zijde van [eiser] ;
  • het bezwaar van Coinbase c.s. tegen de verkapte conclusie van repliek van de zijde van [eiser] ;
  • de door [eiser] gegeven reactie op het bezwaar van Coinbase c.s.;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 februari 2023;
  • de akte na mondelinge behandeling van de zijde van [eiser] ;
  • de akte na mondelinge behandeling van de zijde van Coinbase c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Coinbase Ireland biedt E-Money diensten aan. Deze E-Money diensten bestaan uit het ter beschikking stellen van één of meer digitale portemonnees waarmee elektronisch geld kan worden opgeslagen. Daarnaast biedt Coinbase Ireland de mogelijkheid om elektronisch geld te ontvangen en te verzenden.
2.2.
Coinbase Europe, een zustervennootschap van Coinbase Ireland, biedt cryptovaluta diensten aan. Hierbij biedt Coinbase Europe de mogelijkheid tot het opslaan, ontvangen of verzenden van verschillende cryptovaluta in en vanuit een digitale portemonnee. Daarnaast biedt Coinbase Europe de mogelijkheid om op het handelsplatform verschillende cryptovaluta aan te kopen en te verkopen van andere kopers en verkopers op het handelsplatform. Ook biedt zij de mogelijkheid om cryptovaluta om te wisselen naar fiduciaire valuta en omgekeerd.
2.3.
Op 24 september 2020 heeft Coinbase Europe een registratieaanvraag ingediend bij De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB).
2.4.
Om van de diensten van Coinbase c.s. gebruik te kunnen maken, moeten gebruikers een Coinbase-account aanmaken. Daarbij wordt tussen de gebruiker en Coinbase c.s. een Gebruikersovereenkomst gesloten.
2.5.
[vereniging] deed zich via haar website www. [vereniging] - [.] .com voor als beleggingsbedrijf.
2.6.
[eiser] is een particulier. Hij is benaderd door een contactpersoon van [vereniging] , [A] , om te beleggen in cryptovaluta. [eiser] heeft [vereniging] vervolgens toegang verleend tot zijn computer via de software Anydesk, waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘screen sharing’.
2.7.
[vereniging] heeft voor en op naam van [eiser] een Coinbase-account aangemaakt en een overeenkomst gesloten met Coinbase Ireland en Coinbase Europe (hierna: de Gebruikersovereenkomst). In de Gebruikersovereenkomst is bepaald dat Coinbase Ireland een digitale portemonnee (E-Money Wallet) ter beschikking stelt aan [eiser] waarmee elektronisch geld kan worden opgeslagen, ontvangen en verzonden. Dit deel van de Gebruikersovereenkomst zal hierna de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Ireland worden genoemd. In de Gebruikersovereenkomst is verder bepaald dat Coinbase Europe ervoor zorgt dat [eiser] cryptovaluta kan opslaan, ontvangen of verzenden in en vanuit zijn digitale portemonnee en dat hij zijn elektronisch geld uit de E-Money Wallet bij Coinbase Ireland kan uitgeven via het handelsplatform van Coinbase Europe. Dit deel van de Gebruikersovereenkomst zal hierna de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Europe worden genoemd.
2.8.
In de Gebruikersovereenkomst staat in artikel 12.1:
Password Security. In order to access Coinbase Services, you will be required to create or will be given security details, including a username and password. You are responsible for keeping the electronic device through which you access Coinbase Services safe and maintaining adequate security and control of any and all security details that you use to access the Coinbase Services. (…) You should never allow remote access or share your computer and/or computer screen with someone else when you are logged on to your Coinbase Account. Coinbase will never under any circumstances ask you for your IDs, passwords, or 2-factor authentication codes or to screen share or otherwise seek to access your computer or account.
(…)”
2.9.
[vereniging] heeft door middel van screen sharing toegang gekregen tot de gebruikersnaam en het wachtwoord van het Coinbase-account van [eiser] .
2.10.
In de periode van 4 mei 2022 tot en met 17 mei 2022 heeft [vereniging] [eiser] ertoe bewogen om een totaalbedrag van € 111.875,85 naar zijn digitale portemonnee (E-Money Wallet) bij Coinbase Ireland over te maken.
2.11.
[vereniging] heeft voor het totaalbedrag van € 111.875,85 op het platform van Coinbase Europe cryptovaluta gekocht van andere Coinbase gebruikers. Deze cryptovaluta is door [vereniging] overgemaakt naar externe digitale portemonnees.
2.12.
Op 19 mei heeft Coinbase c.s. van Rabobank een fraudemelding ontvangen en heeft Coinbase c.s. het Coinbase-account van [eiser] geblokkeerd.
2.13.
Op 25 mei 2022 heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan tegen [vereniging] van oplichting en cybercrime.
2.14.
Het is [eiser] niet gelukt om (iemand van) [vereniging] te traceren.
2.15.
Op 29 juni 2022 heeft de advocaat van [eiser] Coinbase c.s. aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden schade en verzocht om een bedrag van € 112.983,21 aan [eiser] te betalen.
2.16.
Coinbase c.s. heeft iedere vorm van aansprakelijkheid afgewezen en is niet overgegaan tot betalen van schadevergoeding aan [eiser] .
2.17.
In juni 2022 heeft Coinbase Europe in het kader van de registratieaanvraag bij DNB een ‘wallet verificatie’ ingevoerd. Deze verificatie houdt in dat als een Coinbase-gebruiker via het handelsplatform van Coinbase Europe cryptovaluta naar een extern wallet-adres wil overmaken, de gebruiker moet invullen naar welk wallet-adres hij of zij dit wil doen door het invoeren van de code van het wallet-adres en de naam van de wallet-eigenaar.
2.18.
Op 21 september 2022 is de registratieaanvraag van Coinbase Europe bij DNB door DNB goedgekeurd.
2.19.
Op 18 januari 2023 heeft DNB een besluit genomen tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 30 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) aan Coinbase Europe (hierna: het boetebesluit). De bestuurlijke boete van € 3.325.000,00 is aan Coinbase Europe opgelegd wegens overtreding van artikel 23b, eerste en tweede lid, en artikel 23c, derde lid, Wwft.
2.20.
Dhr. ir. [B] heeft in opdracht van [eiser] op 18 januari 2023 een rapport opgesteld waarin hij ingaat op het juridisch kader, de marktsituatie en de werking van het toezicht op cryptodiensten in Nederland.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging en vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Ireland en de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Europe ingevolge artikel 3:40 BW jo. artikel 23c en g Wwft, nietig zijn, althans buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze in rechte ex artikel 6:193j lid 3 BW te vernietigen, althans te verklaren voor recht dat Coinbase c.s. onrechtmatig hebben gehandeld en/of toerekenbaar tekort zijn geschoten, zodat Coinbase c.s. gehouden is het door [eiser] betaalde bedrag terug te betalen dan wel de geleden schade te vergoeden;
II. hoofdelijke veroordeling van Coinbase c.s. tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de somma van € 111.875,85, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 mei 2022;
III. hoofdelijke veroordeling van Coinbase c.s. tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de somma van € 1.804,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 juli 2022;
IV. veroordeling van Coinbase c.s. in de proces- en nakosten;
V. afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 53 van de Brussel I-bis-verordening in de Engelse taal.
3.2.
Coinbase c.s. voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De vraag die in deze procedure centraal staat, is of Coinbase c.s. aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade en of zij gehouden is om het door [eiser] op zijn Coinbase-account gestorte bedrag van € 111.875,85 aan hem (terug) te betalen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Dit zal hierna worden uitgelegd.
Bevoegdheid rechtbank
4.2.
Omdat Coinbase c.s. in Ierland is gevestigd, heeft dit geschil een internationaal karakter. Hoewel Coinbase c.s. de rechtsmacht niet heeft betwist, moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
4.3.
De rechtsmacht moet worden beoordeeld aan de hand van de Brussel I-bis Verordening (hierna: Brussel I-bis), omdat sprake is van een handelszaak ingesteld na 10 januari 2015. De bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten is geregeld in de artikelen 17 tot en met artikel 19 Brussel I-bis. Artikel 17 lid 1 sub c Brussel I-bis bepaalt, voor zover hier van belang:

Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling(…)
wanneer:
(…)
c.(…)
de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten(…)
richt op die lidstaat(…)
en de overeenkomst onder die activiteiten valt.”
4.4.
Artikel 17 lid 1 Brussel 1-bis is aldus van toepassing als voldaan is aan drie cumulatieve voorwaarden: (i) dat één van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, (ii) dat er een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelend persoon en (iii) dat deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 onder a tot en met c Brussel I-bis bedoelde categorieën valt. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze drie voorwaarden voldaan. Dat is om de volgende redenen.
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] te beschouwen is als consument die met Coinbase c.s., handelend als onderneming, een overeenkomst heeft gesloten. Daarmee is voldaan aan de eerste twee vereisten. [eiser] heeft voldoende onderbouwd dat Coinbase c.s. commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in Nederland, waar [eiser] woonachtig is, die zich richten op deze lidstaat. Uit het boetebesluit blijkt immers dat Coinbase Europe zich vanaf 15 november 2020 op diverse manieren heeft gericht op de Nederlandse markt. Zo heeft Coinbase Europe het Nederlandse online betaalmiddel iDEAL gefaciliteerd, heeft zij op haar websites Nederland benoemd als één van de landen waarin cryptowisseldiensten beschikbaar zijn, heeft zij een Nederlandstalig app, beschikt zij over een Nederlandstalige website en zijn Nederlandstalige zoekresultaten bij de zoekterm ‘Coinbase’ vindbaar die verwijzen naar de website van Coinbase Europe. Daarmee is ook aan de derde voorwaarde van artikel 17 lid 1 Brussel 1-bis voldaan, zodat de bevoegdheid wordt geregeld door artikel 17 tot en met artikel 19 Brussel I-bis. Op grond van het bepaalde in artikel 18 lid 1 Brussel 1-bis is de rechtbank bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Het toepasselijke recht
4.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is op het onderhavige geschil.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een verbintenis uit overeenkomst tussen [eiser] en Coinbase c.s., waardoor de rechtsverhouding tussen partijen valt binnen de werkingssfeer van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome-I).
4.8.
[eiser] stelt dat Coinbase c.s. zich in het kader van de totstandkoming en de uitvoering van de door partijen gesloten overeenkomst schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. Daarnaast stelt [eiser] dat Coinbase c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Deze grondslagen van zijn vorderingen zijn derhalve gelegen in de tussen partijen gesloten overeenkomst. Dit geldt ook voor de grondslag onrechtmatige daad. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 2 april 2020 (ECLI:EU:C:2020:264) is immers beslist dat ook een door een consument ingestelde vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad valt onder het begrip “verbintenis uit overeenkomst” als de vordering onlosmakelijk verbonden is met een overeenkomst die de betrokken consument en de beroepsmatig handelende wederpartij daadwerkelijk hebben gesloten. Dit is het geval. Indien partijen deze overeenkomst niet zouden hebben gesloten, dan zou [eiser] namelijk geen betalingen hebben verricht aan Coinbase Ireland en dan zou [eiser] geen vordering op Coinbase c.s. hebben. De vordering is dan ook onlosmakelijk verbonden met de tussen partijen gesloten overeenkomst, zodat ook met betrekking tot deze grondslag Rome-I van toepassing is.
4.9.
In artikel 6 Rome-I is bepaald dat een consumentenovereenkomst wordt beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Omdat [eiser] zijn verblijfplaats in Nederland heeft, betekent dit dat het Nederlands recht van toepassing is.
Oneerlijke handelspraktijk
4.10.
[eiser] is een consument, zodat de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (nr. 2005/29) van toepassing is. Deze richtlijn is geïmplementeerd in artikel 6:193a BW en verder. In artikel 6:193b lid 1 BW is bepaald dat een handelaar onrechtmatig handelt als hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Artikel 6:193b lid 2 BW bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is als een handelaar handelt (i) in strijd met de vereisten van professionele toewijding en (ii) het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Artikel 6:193g aanhef en onder i BW bepaalt dat beweren of anderszins de indruk wekken dat een product legaal kan worden verkocht – terwijl dit niet het geval is – onder alle omstandigheden misleidend, en daarmee oneerlijk, is.
4.11.
Een handelaar die op grond van artikel 6:193b BW onrechtmatig heeft gehandeld, is voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk, tenzij de handelaar bewijst dat die schade noch aan zijn schuld is te wijten, noch op een andere grond voor zijn rekening komt (artikel 6:193j lid 2 BW). Een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, is vernietigbaar (artikel 6:193j lid 3 BW).
4.12.
[eiser] stelt dat Coinbase c.s. zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, omdat zij niet voldoet aan de in Nederland geldende wettelijke eisen betreffende registratie van aanbieders van cryptovaluta. Coinbase Europe had zich immers ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met [eiser] niet geregistreerd bij DNB. Daarmee heeft Coinbase c.s. in strijd gehandeld met artikel 23b Wwft, aldus [eiser] .
4.13.
Coinbase c.s. betwist dat zij een oneerlijke handelspraktijk heeft verricht. Volgens Coinbase c.s. had Coinbase Ireland geen registratieplicht, omdat zij niet de partij is die de Cryptovaluta diensten aanbiedt. Ten aanzien van Coinbase Europe voert Coinbase c.s. aan dat het wel of niet registreren bij DNB niet kwalificeert als een handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b BW, omdat de DNB-registratie geen rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering van een product van Coinbase Europe.
Coinbase Europe
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat Coinbase Europe zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. Zoals reeds is overwogen in rechtsoverweging 4.5. heeft Coinbase Europe cryptodiensten aangeboden in Nederland. Dit is, anders dan Coinbase c.s. meent, een handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW. Het aanbieden van cryptodiensten houdt immers rechtstreeks verband met de verkoop van een product – de cryptodiensten – aan een consument, in dit geval [eiser] .
4.15.
Vaststaat dat Coinbase Europe haar cryptodiensten tot 21 september 2022 heeft aangeboden zonder registratie bij DNB. Dit is in strijd met artikel 23b Wwft. In dit artikel is bepaald dat een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig diensten aanbiedt voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta zich moet registreren bij DNB. Coinbase Europe heeft dan ook de indruk gewekt dat zij deze diensten legaal aanbood, terwijl dat niet het geval was en dit is volgens artikel 6:193g aanhef en onder i BW misleidend. Dat Coinbase Europe ten tijde van het aangaan van de Gebruikersovereenkomst met [eiser] al een registratie-aanvraag bij DNB had ingediend, doet daar niets aan af.
Coinbase Ireland
4.16.
Ten aanzien van de door [eiser] ingestelde vordering jegens Coinbase Ireland heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat Coinbase Ireland zich schuldig heeft gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk. [eiser] heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat Coinbase c.s. zonder registratie cryptodiensten heeft aangeboden in Nederland. Dit geldt echter alleen voor Coinbase Europe en niet (ook) voor Coinbase Ireland. Zo heeft Coinbase c.s. in haar conclusie van antwoord onweersproken aangevoerd dat Coinbase Ireland in 2019 de in Ierland benodigde vergunning heeft gekregen ten aanzien van de E-Money diensten en zij daarvoor een Europees paspoort heeft waarmee Coinbase Ireland deze diensten ook in andere Europese landen, waaronder Nederland, kon en mocht aanbieden. Dit betekent dat de door [eiser] ingestelde vordering op basis van oneerlijke handelspraktijken jegens Coinbase Ireland zal worden afgewezen.
4.17.
[eiser] verwijt Coinbase c.s. verder dat zij maatregelen had moeten treffen ter voorkoming van witwassen en fraude, dat zij haar transacties beter had moeten monitoren en dat Coinbase c.s., door dit niet te doen, een witwasfacilitator is. Dit door [eiser] gestelde nalaten is echter geen handeling die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten en kan dan ook niet worden gekwalificeerd als een handelspraktijk in de zin van artikel 6:193a lid 1 sub d BW. Dit gestelde nalaten komt hierna aan de orde bij de beoordeling van de vraag of Coinbase c.s. onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] .
Vernietiging
4.18.
Artikel 6:193j sub 3 BW bepaalt dat een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is. [eiser] meent dat onder deze ‘overeenkomst’ moet worden verstaan de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Ireland en de Gebruikersovereenkomst met Coinbase Europe en alle daaruit voortvloeiende transacties die door [eiser] zijn verricht.
4.19.
Voor een geslaagd beroep op artikel 6:193j sub 3 BW is causaliteit vereist tussen de oneerlijke handelspraktijk – dat door Coinbase Europe ten onrechte de indruk is gewekt dat zij haar cryptodiensten legaal aanbood – en de totstandkoming van de overeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank is dit causaal verband niet aanwezig. Dat is om de volgende redenen.
4.20.
[eiser] had geen ervaring met cryptovaluta en heeft zich volledig laten leiden door (de opdrachten die hij kreeg van) [vereniging] . Zo heeft [vereniging] hem ertoe bewogen om een Coinbase-account te openen en – telkens als [vereniging] hiertoe opdracht gaf – gelden over te boeken naar zijn E-Money Wallet bij Coinbase Ireland en die E-Money aan te wenden om crypto-currency aan te schaffen via het handelsplatform van Coinbase Europe. [eiser] verrichtte deze handelingen aanvankelijk omdat [vereniging] beloofde dat hij daarmee veel geld zou verdienen en later onder het dreigement dat hij anders (een deel van) zijn geld kwijt zou zijn. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] voordat hij een account aanmaakte bij Coinbase c.s. enige informatie heeft opgezocht of opgevraagd over Coinbase c.s. of zich anderszins heeft verdiept in Coinbase c.s. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [eiser] nog nooit van Coinbase c.s. had gehoord voordat hij met haar in zee ging.
4.21.
In het licht van deze feiten en omstandigheden kan de stelling van [eiser] dat hij de overeenkomst met Coinbase c.s. niet zou hebben gesloten als Coinbase c.s. niet de indruk zou hebben gewekt dat zij haar diensten legaal aanbod in Nederland, of als Coinbase c.s. hem had gewaarschuwd dat zij niet geregistreerd was bij DNB, niet stand houden. De tussen partijen gesloten overeenkomst is immers tot stand gekomen door de mededelingen en het handelen van [vereniging] en niet doordat [eiser] zelf op het spoor van Coinbase c.s. is gekomen. [eiser] wist niets van Coinbase c.s. Hij wist dus ook niet dat Coinbase Europe ten onrechte de indruk wekte dat de door haar aangeboden cryptodiensten legaal waren.
4.22.
Voor zover [eiser] meent dat Coinbase c.s. haar cryptodiensten niet aan Nederlandse klanten mocht aanbieden of Nederlandse klanten ervan moest weerhouden om van haar diensten gebruik te maken, slaagt deze stelling niet. Coinbase c.s. mocht zich ingevolge artikel 23b Wwft niet richten op de Nederlandse markt zonder de vereiste registratie bij DNB. Op Coinbase c.s. rustte echter geen verplichting om klanten uit Nederland die – net zoals [eiser] – op eigen initiatief gebruik wilden maken van de cryptodiensten te weigeren. De omstandigheid dat Coinbase c.s. deze diensten niet weigerde kwalificeert dan ook niet als een oneerlijke handelspraktijk.
4.23.
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt met zich dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet op grond van artikel 6:193j sub 3 BW vernietigbaar is.
Onrechtmatige daad
4.24.
[eiser] stelt verder dat Coinbase c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat Coinbase c.s. daarom gehouden is de door hem geleden schade van € 111.875,85 te vergoeden.
4.25.
[eiser] legt aan zijn stelling onder meer ten grondslag dat Coinbase c.s. onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van witwassen en fraude en dat zij haar transacties onvoldoende heeft gemonitord, maar dit betoog slaagt niet.
Ter onderbouwing verwijst [eiser] naar het rapport van [B] en hij gaat daarbij met name in op de verplichtingen van Coinbase c.s. op grond van de Wwft en de professionele toewijding waartoe Coinbase c.s. op grond van de Wwft gehouden is. [eiser] verliest daarbij uit het oog dat deze bepalingen in de Wwft strekken tot het voorkomen van witwassen van geld verkregen uit criminele activiteiten en het voorkomen van terrorismefinanciering en niet gericht zijn op het tegengaan van fraude. [B] spreekt in zijn rapport over witwasindicatoren en ‘red flags’ die niet door Coinbase c.s. zouden zijn onderkend, maar zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat dit (ook) indicatoren voor fraude zijn. In het kielzog van [B] maakt ook [eiser] dit onderscheid niet. [eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt welke controles Coinbase c.s. had moeten verrichten of welke maatregelen zij had moeten treffen ter voorkoming van de specifieke vorm van fraude waarvan [eiser] het slachtoffer is geworden. Coinbase c.s. waarschuwt gebruikers op haar website uitdrukkelijk voor beleggingsfraude en zij vraagt gebruikers geen cryptovaluta te verzenden aan onbekende derden en onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van dergelijke partijen. Ook wijst Coinbase c.s. er in haar Gebruikersovereenkomst onder 12.1 op dat Coinbase gebruikers geen toegang tot hun computer dienen te geven aan derden door middel van ‘screen sharing’ als ze zijn ingelogd op hun Coinbase-account. Dat [eiser] aan deze waarschuwingen en aanbevelingen geen gevolg heeft gegeven, kan niet voor rekening van Coinbase c.s. komen.
4.26.
Verder stelt [eiser] dat Coinbase c.s. onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door haar cryptodiensten in Nederland aan te bieden zonder de vereiste registratie bij DNB. Zoals is overwogen onder rechtsoverweging 4.15. heeft Coinbase Europe daardoor een oneerlijke handelspraktijk verricht als bedoeld in artikel 6:193g aanhef en onder i BW. Het onrechtmatig handelen van Coinbase Europe jegens [eiser] staat op dit punt vast (artikel 193b lid 1 en lid 3 BW).
4.27.
Dat Coinbase c.s. onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld betekent niet zonder meer dat Coinbase c.s. schadeplichtig is jegens [eiser] . Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad is onder meer vereist dat sprake is van causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de geleden schade. Naar het oordeel van de rechtbank is dat causaal verband niet vast komen te staan.
4.28.
Hiervoor in 4.20. en 4.21. is reeds geoordeeld dat er geen causaal verband is tussen de door Coinbase Europe ten onrechte gewekte indruk dat zij haar diensten legaal in Nederland aanbood (geregistreerd was bij DNB) en het aangaan van de overeenkomst met Coinbase c.s. en de nadien door [eiser] verrichte transacties.
4.29.
Het registratie-vereiste waaraan Coinbase Europe ten tijde van de transacties met [eiser] niet voldeed was een wallet verificatie (zie 2.17.). Voor zover [eiser] betoogt dat de fraude niet zou hebben plaatsgevonden indien Coinbase Europe ten tijde van de door [eiser] verrichte transacties een wallet verificatie had uitgevoerd, treft dat betoog geen doel. [eiser] liet zich immers geheel leiden door [vereniging] zodat niet kan worden vastgesteld dat [eiser] – als hij tijdens deze verificatie de code van het wallet-adres en de naam van de wallet-eigenaar had moeten invullen – zijn cryptovaluta niet zou hebben overgemaakt naar de externe wallet. Bovendien had [vereniging] de beschikking over de gebruikersnaam en het wachtwoord van het Coinbase-account van [eiser] , zodat [vereniging] de mogelijkheid had om deze verificatie eenvoudig zonder medeweten en instemming van [eiser] te doorlopen.
4.30.
Daarnaast heeft Coinbase c.s. tijdens de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat een wallet-adres altijd pseudo-anoniem is en dat Coinbase c.s. niet kan garanderen dat het door de gebruiker ingevulde wallet-adres ook van de daarbij opgegeven persoon is. Als [eiser] deze verificatie zou hebben doorlopen, had dit niet tot een andere uitkomst geleid. De verificatie brengt immers geen verandering in de anonimiteit van de eigenaar van de externe wallet. Coinbase c.s. heeft daarnaast onweersproken aangevoerd dat de wallet verificatie is bedoeld om te voorkomen dat cryptovaluta wordt overgemaakt naar personen of entiteiten die op een sanctielijst staan en dat [vereniging] niet op een sanctielijst staat, zodat ook op basis daarvan niet was voorkomen dat de cryptovaluta naar [vereniging] werd overgemaakt. Dat er naast de extra verificatie-eis meer aanpassingen in het beleid van Coinbase Europe hebben plaatsgevonden, heeft [eiser] niet gesteld en is ook niet gebleken.
Wanprestatie
4.31.
Door [eiser] zijn dezelfde feiten en stellingen ten grondslag gelegd aan zijn vordering uit hoofde van wanprestatie als uit de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Omdat deze stellingen gelet op hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 4.25. tot en met 4.30. geen doel treffen, kan dit evenmin leiden tot het door [eiser] beoogde rechtsgevolg op grond van wanprestatie.
Nietigheid overeenkomst
4.32.
Volgens [eiser] heeft Coinbase c.s. in strijd met artikel 23c lid 3 en 23g Wwft een overeenkomst met hem gesloten. De overtreding van de in deze artikelen opgenomen contracteerverboden leidt tot nietigheid van de tussen partijen gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 3:40 lid 2 BW, aldus [eiser] .
4.33.
In artikel 3:40 lid 2 BW is bepaald dat strijd met een dwingende wetsbepaling in beginsel leidt tot nietigheid van de rechtshandeling. Toepassing van artikel 3:40 lid 2 vereist dat het gaat om een wet in formele zin, die van dwingend recht is, de sanctie op het overtreden van de wetsbepaling niet in de wet zelf gegeven is en de dwingende wetsbepaling ook de strekking heeft de geldigheid van de rechtshandeling aan te tasten (artikel 3:40 lid 3 BW).
4.34.
In artikel 29 en 30 Wwft is bepaald dat de toezichthoudende autoriteit, in dit geval DNB, een last onder dwangsom dan wel een bestuurlijke boete kan opleggen als niet is voldaan aan (onder andere) de verplichting van artikel 23 Wwft. Omdat de Wwft zelf voorziet in een sanctie op overtreding van artikel 23 Wwft, is niet voldaan aan de vereisten van artikel 3:40 lid 2.
4.35.
Ook de bij akte wijziging van eis ingenomen stelling van [eiser] dat Coinbase c.s. artikel 6:230b jo. artikel 6:230e BW heeft geschonden, zodat de overeenkomst daarom moet worden vernietigd, slaagt niet. Coinbase c.s. heeft gemotiveerd betwist dat haar diensten onder een vergunningsstelsel vallen. Daarnaast heeft Coinbase c.s. betwist dat zij enige informatieverplichtingen heeft geschonden. Het had dan ook op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen waarom de diensten van Coinbase c.s. onder een vergunningsstelsel vallen èn dat zij in strijd met één van haar verplichtingen voortvloeiend uit artikel 6:230b BW dan wel artikel 6:230e BW heeft gehandeld. Dat heeft [eiser] niet (voldoende) gedaan, zodat de overeenkomsten ook niet op grond van deze bepalingen nietig zijn.
Conclusie
4.36.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en behoeft dan ook geen bespreking.
Proceskosten
4.37.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Coinbase c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
€ 4.700,00(2,5 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 10.437,00
4.38.
De door Coinbase c.s. gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als bij de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Coinbase c.s. tot op heden begroot op € 10.437,00;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.