ECLI:NL:RBOBR:2025:6892

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
24/2255
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek Wlz-zorg en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 27 oktober 2025, wordt het herzieningsverzoek van eiseres, die zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aanvraagt, afgewezen. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 9 december 2019 werd afgewezen door het CIZ. Later, op 3 februari 2022, werd haar alsnog Wlz-zorg toegekend. Eiseres verzocht om herziening van de eerdere afwijzing, maar het CIZ wees dit verzoek af, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing zouden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de afwijzing van het herzieningsverzoek. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiseres inmiddels recht heeft op Wlz-zorg en dat een inhoudelijke beoordeling van de eerdere afwijzing geen invloed heeft op haar huidige situatie. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/2255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats],

(gemachtigde: mr. F.J. Boomaars),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, het CIZ

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eiseres om het besluit van 9 december 2019 te herzien. In dat besluit is de aanvraag namens eiseres voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Later heeft het CIZ alsnog zorg op grond van de Wlz toegekend. Eiseres is het er niet mee eens dat het CIZ niet al eerder, namelijk in het besluit van 9 december 2019, Wlz-zorg heeft toegekend.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is vanwege het ontbreken van procesbelang. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder rechtsoverweging 2 staan de belangrijke feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit en het procesverloop. Rechtsoverweging 3 bevat een samenvatting van het bestreden besluit. Rechtsoverweging 4 geeft de beroepsgronden van eiseres weer. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf rechtsoverweging 5. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten, omstandigheden en procesverloop

2. [eiseres] is geboren op [geboortedatum] 2017 met het Costello syndroom. Daardoor heeft zij onder andere problemen met haar hart, luchtwegen, voedselinname, groei en gehoor. Ook heeft zij een ernstige ontwikkelingsachterstand. Eslem wordt in deze uitspraak ‘eiseres’ genoemd.
2.1.
Op 14 oktober 2019 is namens eiseres door haar ouders zorg op grond van de Wlz aangevraagd. Deze aanvraag is met het besluit van 9 december 2019 afgewezen.
2.2.
Namens eiseres is op 14 december 2021 opnieuw zorg op grond van de Wlz aangevraagd. Deze aanvraag heeft het CIZ met het besluit van 3 februari 2022 beoordeeld. Met dit besluit heeft het CIZ bepaald dat eiseres recht heeft op Wlz-zorg. Eiseres is met ingang van 3 februari 2022 in aanmerking gebracht voor zorgprofiel VG 05: wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging.
2.3.
Op 8 november 2022 is namens eiseres verzocht om herziening van het besluit van 9 december 2019. Volgens eiseres was ten tijde van het besluit van 9 december 2019 al bekend dat er een noodzaak bestond voor 24-uurs zorg en dat deze noodzaak blijvend was. Eiseres heeft daarom verzocht haar alsnog per 9 december 2019 in aanmerking te brengen voor Wlz-zorg.
2.4.
Dit herzieningsverzoek heeft het CIZ met het besluit van 1 december 2022 afgewezen. Volgens het CIZ is geen sprake van nieuwe feiten en/of omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar ook als deze er wel zijn, dan moet de aanvraag volgens het CIZ toch worden afgewezen omdat op 9 december 2019 de blijvendheid van de behoefte aan 24 uur zorg per dag nog niet kon worden vastgesteld. Ook was er toen volgens het CIZ sprake van gebruikelijke zorg.
2.5.
Eiseres heeft tegen het besluit van 1 december 2022 bezwaar gemaakt.
2.6.
Met het besluit van 21 februari 2023 heeft het CIZ het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend. In de uitspraak van 4 december 2023 [1] heeft de rechtbank geoordeeld dat het CIZ het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het CIZ heeft daarop alsnog het bezwaar in behandeling genomen. Het CIZ heeft dit bezwaar ongegrond verklaard met het besluit van 5 april 2024. Dit is het besluit dat eiseres in dit beroep bestrijdt. Dit wordt het bestreden besluit genoemd.
2.7.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2.8.
Het CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.9.
Eiseres heeft aanvullende beroepsgronden ingediend.
2.10.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] (vader van eiseres), [naam] (gewaarborgde hulp van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CIZ.

Het bestreden besluit

3. Met het bestreden besluit heeft het CIZ de afwijzing van het herzieningsverzoek gehandhaafd. Volgens het CIZ was de diagnose Costello in 2019 al bekend en zijn er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden die op 9 december 2019 nog niet bekend waren. Maar ook als deze feiten en/of omstandigheden er wel zijn, dan wijst het CIZ de aanvraag toch af. Volgens het CIZ voldeed eiseres namelijk in 2019 nog niet aan de criteria voor Wlz-zorg. Eiseres was op 9 december 2019 pas twee jaar. Volgens het CIZ was op die leeftijd sprake van gebruikelijke zorg. Dit staat in de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2024. Verder was volgens het CIZ op 9 december 2019 nog niet duidelijk dat eiseres een blijvende behoefte had aan 24-uur zorg in de nabijheid.

Het standpunt van eiseres

4. Volgens eiseres moet het toekenningsbesluit van 3 februari 2022 als een nieuw feit worden aangemerkt. Daar komt bij dat de medische onderbouwing aantoont dat in 2019 al een intensieve zorgbehoefte bestond. Hieruit volgt dat de afwijzing in 2019 evident onjuist is. In dit verband verzoekt eiseres de rechtbank ook om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Een onafhankelijk arts kan objectief vaststellen dat de zorgbehoefte van eiseres al vanaf 2019 blijvend was. Het CIZ heeft de zorg die de ouders verlenen daarnaast ten onrechte als gebruikelijke zorg aangemerkt. De zorg voor een kind met het Costello-syndroom vergt namelijk veel meer dan die voor een ander kind van die leeftijd. De vader van eiseres kan dit goed vergelijken, omdat zijn tweede kind op tweejarige leeftijd veel minder zorg nodig heeft dan eiseres. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres ook een brief overgelegd van de gewaarborgde hulp. Hierin heeft hij uiteengezet dat de zorgbehoefte van eiseres op die leeftijd uitsteeg boven wat als normaal kan worden beschouwd. Dit heeft hij tijdens de zitting ook verduidelijkt. Verder zijn de beleidsregels onjuist. Ten onrechte is hierin alle zorg voor een kind tot drie jaar als gebruikelijk aangemerkt. Uit de informatie op de website van het CIZ blijkt dat er geen vaste leeftijdsdrempel bestaat voor toegang tot de Wlz. Eiseres voldeed in 2019 ook al aan alle voorwaarden voor toegang. Het criterium van blijvendheid en de zorgbehoefte tot 18 jaar zijn bepalend, ongeacht de leeftijd bij aanvraag. [2] Volgens eiseres heeft de Centrale Raad van Beroep (Raad) ook bevestigd dat een bestuursorgaan niet mag vasthouden aan rigide toepassing van beleidsregels indien dat leidt tot onjuiste rechtsgevolgen. Het besluit is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen, onvoldoende gemotiveerd en in strijd met de evenredigheid.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank moet ambtshalve vaststellen of eiseres procesbelang heeft bij het beroep. ‘Ambtshalve’ betekent dat de rechtbank dit moet beoordelen ook al verschillen partijen hierover niet van mening. Verder betekent ‘procesbelang’ (kort gezegd) dat eiseres een objectief belang moet hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5.1.
De rechtbank heeft voor de zitting hierover een brief gestuurd. Ook is tijdens de zitting hierover gesproken. Volgens eiseres heeft zij procesbelang. Er is immers schade geleden als gevolg van de afwijzing van 9 december 2019. Verder heeft een rechterlijk oordeel betekenis voor de toekomstige situatie voor eiseres. Bovendien kan herhaling in de richting van andere ouders worden voorkomen. Ten slotte levert het verzoek om vergoeding van de proceskosten in beroep en van de kosten in bezwaar volgens eiseres procesbelang op.
5.2.
Het CIZ betoogt dat er geen procesbelang is.
5.3.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is van procesbelang. Over de vraag of iemand procesbelang heeft bestaat rechtspraak van de Raad. Als de rechtbank deze rechtspraak toepast in de zaak van eiseres, komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen procesbelang is. De rechtbank legt dit oordeel hierna uit.
5.4.
Iemand kan een objectief belang bij een inhoudelijke beoordeling hebben als deze beoordeling van betekenis kan zijn voor een toekomstige situatie van deze persoon. Dit kan worden afgeleid uit rechtspraak van de Raad. [3] Na het afwijzende besluit van 9 december 2019, is eiseres met het besluit van 3 februari 2022 geïndiceerd voor Wlz-zorg. Het recht op Wlz-zorg dat eiseres in 2022 heeft gekregen, behoudt zij in principe levenslang. [4] Anders dan eiseres stelt is een inhoudelijk oordeel over de vraag of het recht op Wlz-zorg al eerder bestond, dus niet van belang voor een toekomstige situatie voor eiseres. De rechtbank ziet daarom niet in hoe de inhoudelijke beoordeling van het beroep van betekenis kan zijn voor een toekomstige situatie voor eiseres.
5.5.
Eiseres betoogt ook dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten van het beroep en de kosten in bezwaar, procesbelang oplevert. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en overweegt dat dit verzoek geen zelfstandig procesbelang oplevert. Ook dit volgt uit rechtspraak van de Raad. [5]
5.6.
Verder betoogt eiseres dat een inhoudelijk oordeel van betekenis kan zijn voor andere ouders. Dit oordeel kan volgens haar herhaling in de richting van andere ouders voorkomen. De rechtbank volgt eiseres ook hierin niet en verwijst ook in dit kader naar vaste rechtspraak van de Raad. [6] Met dit betoog wordt immers niet duidelijk waarom eiseres zelf een belang heeft bij een inhoudelijk oordeel van het beroep, terwijl vereist is dat eiseres zelf dit belang heeft. Het enkele feit dat andere ouders mogelijk baat hebben bij een oordeel van de rechtbank is niet voldoende om voor eiseres procesbelang aan te nemen.
5.7.
Gezien het voorgaande kan het procesbelang van eiseres alleen zijn gelegen in de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding. Een verzoek om schadevergoeding kan procesbelang opleveren, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Raad. [7] De rechtbank is echter van oordeel dat het op voorhand onaannemelijk is dat eiseres schade heeft geleden. Dit zal de rechtbank hierna verder uitleggen.
5.8.
Ter zitting hebben de vader van eiseres, de gewaarborgde hulp en de gemachtigde van eiseres uitgelegd dat de ouders van eiseres veel tijd en geld hebben besteed aan de verzorging van eiseres. Op 15 december 2024 hebben de ouders van eiseres ook een brief overgelegd waarin zij uiteenzetten waarin hun schade precies is gelegen. Deze schade bestaat uit een vergoeding aan de oma’s van eiseres voor de door hen uitgevoerde zorgtaken. Verder bestaat de schade uit misgelopen inkomsten van de ouders van eiseres. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Hoewel eiseres als minderjarige in deze procedure wettelijk wordt vertegenwoordigd door haar ouders [8] , is het beroep ingesteld door eiseres. Bij de beoordeling van het procesbelang moet het daarom gaan om schade die is geleden door eiseres. Misgelopen inkomen van de ouders van eiseres is geen schade van eiseres. Dat de ouders inkomen hebben misgelopen, kan dus niet tot de conclusie leiden dat eiseres belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De omstandigheid dat de ouders van eiseres haar oma’s financieel hebben gecompenseerd voor haar zorg, leidt evenmin tot het oordeel dat sprake is van procesbelang. Er is namelijk vooraf geen overeenkomst gesloten of op een andere manier aangetoond dat sprake was van een betalingsverplichting in verband met de door de oma’s verleende zorg. De vader van eiseres en de gewaarborgde hulp hebben tijdens de zitting ook verklaard dat zij de oma’s geld hebben gegeven als teken van waardering en niet ter uitvoering van een overeenkomst. Dit wijst dus niet op een betalingsverplichting. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat het onder deze omstandigheden op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [9]
5.9.
Het betoog van eiseres dat zij procesbelang heeft, slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.E. Schulmer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.N.T. Tacken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2025.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Met zaaknummer SHE 23/1125.
2.Eiseres wijst daarbij op de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 22 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1971.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 29 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3665, r.o 4.5 en van 14 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2202, r.o 6.1 en 6.2.
4.Vergelijk de uitspraak van de Raad van 4 september 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1324, r.o 4.2.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635, r.o. 4.3-4.9 voor het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1460, r.o 4.2 voor het verzoek om vergoeding van de proceskosten van het beroep.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3268, r.o 3.3 en van 20 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1257, r.o 4.4 en 4.5.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2202, r.o 6.1.
8.Dit volgt uit artikel 8:21 van de Awb.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 1 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1302, r.o. 4.3 en van 23 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:641, r.o. 2 en 4.1.