ECLI:NL:RBOBR:2024:5487
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 18 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 7 november 2023 een naheffingsaanslag van € 75,50 opgelegd aan [naam] B.V., waarvan eiser de auto op 23 oktober 2023 had geparkeerd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslag in de uitspraak op bezwaar van 4 december 2023. Eiser stelde beroep in, waarbij hij aanvoerde dat de hoogte van de naheffingsaanslag onredelijk was en dat persoonlijke omstandigheden niet waren meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen ruimte was voor de weging van persoonlijke omstandigheden, zoals de mate van verwijtbaarheid van eiser. De Hoge Raad had eerder bevestigd dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting geen straf of boete is en dat de wetgever geen ruimte biedt voor maatwerk in dergelijke gevallen. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de naheffingsaanslag in overeenstemming was met de geldende regels en dat het beroep ongegrond was. Eiser kreeg geen griffierecht terug en de naheffingsaanslag bleef gehandhaafd.