ECLI:NL:RBOBR:2023:2028
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de rechtmatigheid van de Wet WOZ
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 28 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 398.000, gebaseerd op een taxatie per waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser betwistte deze waarde en voerde aan dat de Wet WOZ in strijd is met het recht op eigendom zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst erop dat de wijziging van eisers standpunt tijdens de zitting in strijd is met de goede procesorde en daarom buiten beschouwing wordt gelaten. De rechtbank concludeert dat er geen geschil meer is over de waarde van de woning, aangezien partijen het eens zijn over de vastgestelde waarde van € 398.000. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.