ECLI:NL:HR:2019:69

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
18/01954
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen en waardering onroerende zaken

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 28 maart 2018, met de nummers BK-17/00863 en 17/00864. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep van belanghebbenden tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Rotterdam, die betrekking hadden op beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Lansingerland voor het jaar 2016. De onroerende zaak in kwestie is gelegen aan de [a-straat 1] te [Z].

De belanghebbenden hebben in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft deze klachten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat ze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 18 januari 2019 door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

18 januari 2019
Nr. 18/01954
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X1]en
[X2]te
[Z](hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 28 maart 2018, nrs. BK-17/00863 en 17/00864, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 17/1140 en 17/1569) betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Lansingerland voor het jaar 2016 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2019.